TJ AL IE ROBINSON
1911 -1974
Het is deze maand precies twintig jaar
geleden, dat Tjalie Robinson is overle
den. Voor familie, vrienden, kennissen
maar ook de duizenden lezers van Tong
Tong, stortte op die 22e april 1974 een
wereldje in. Het wereldje van de Indo,
waarvoor hij had gezorgd dat zij zicht-
lees- en tastbaar werd. Niet alleen voor
de Indische mensen, maar ook voor die
genen die daarbuiten stonden.
Het acht uur journaal was voor
mijn vader heilig. Men kon de
ganse dag in onze huis/werkka
mer praten, werken, muziek
maken, de hond kunstjes leren,
voetballen en tikkertje doen met
de kinderen, maar bij de gong
van het acht uur journaal viel er
altijd direct een absolute stilte.
Wat hij ook deed of waar hij ook
naar toe ging, hij zorgde dat hij
om acht uur thuis was om naar
Frits Thors, Fred Emmer of
welke andere nieuwslezer dan
ook, te kijken en te luisteren. Het
deed mij dan ook extra pijn, toen
op de eerste dag dat hij er niet
meer was, bij het acht uur jour
naal zijn foto op het scherm ver
scheen met het bericht van zijn
overlijden. In een flits dacht ik
'nou is hij toch nog eventjes bij
het nieuws van acht uur, voor de
laatste keer'.
Dit nieuwsbericht werd door dui
zenden mensen tegelijk gezien,
en met verdriet gadegeslagen,
ledereen kende hem, of als
Tjalie Robinson, of als meneer
Boon, en iedereen noemde hem
zijn vriend. Direct na het journaalbericht
rinkelde de telefoon. En het was voor mij
tekenend dat de eerste die belde nou
juist geen Indo was, maar onze
Hollandse postbode, die gewoon niet kon
geloven dat meneer Boon dood was.
Was dat niet meneer Boon die is overle
den? 'Gunst, dat wist ik helemaal niet. Ik
kwam hem iedere ochtend tegen, ik wist
niet dat hij, hoe was die naam ook
alweer, Robinson of zo?, was.'
Op de een of andere manier vond ik het
op dat moment een machtige omgekeer
de wereld. Maar lang kon ik daar niet
over nadenken, want direct daarna stond
de telefoon roodgloeiend, allemaal vrien
den, bekenden, mensen die hem kenden
als Tjalie. En allemaal zeiden ze 'hij was
een hele goede vriend van mij, weetje'.
Indo.
Zeg daarom niet 'Tjalie Robinson was
een Indische schrijver', maar 'hij was een
schrijver van Indische boeken'. Dat komt
dichter in de buurt.
En datzelfde hoor ik na twintig jaar nog
steeds, bijna dagelijks.
Voor zovelen een hele goede vriend, voor
diegenen die hem nooit hebben gekend,
nooit hebben meegemaakt maar wel zijn
werken hebben gelezen, een publiek
bezit.
Nu hij er niet meer is, meent een ieder te
weten hoe hij wat bedoelde, en vooral
hoe hij het juist niet bedoelde. Vooral de
laatste tijd is hij volop in de belangstel
ling, en hoewel die belangstelling toch al
niet gering was, lijkt het wel of diegenen
die nu (pas) er aan toe komen om hem
'uit de kast' te halen, ineens een claim op
hem hebben. 'Onze Tjalie' is het, want hij
was het die durfde te schrijven in het pet-
jok, die durfde 'djedoer djedar' zwart op
wit neer te zetten in plaats van 'pief paf
poef, waardoor een ieder kon glimlachen
en zeggen 'zie je wel, hij spreekt ónze
taal'.
Maar hij sprak meer dan die taal alleen.
Ook de taal van de elite. Ook de taal van
onze postbode.
En omdat hij de taal van alle mensen
beheerste, was hij in de eerste plaats een
schrijver, en in de tweede plaats een
Vivian Boon
Men meende toen ook, dat het afgelopen
zou zijn met Tong Tong. Veel 'trouwe'
lezers zegden onmiddellijk het abonne
ment op. 'Tjalie is er toch niet meer, en
het was het blad van Tjalie'. Ook binnen
de muren van de Prins Mauritslaan 36
was die gedachte niet helemaal uit de
lucht. Maar er waren ook honderden, die
het als vanzelfsprekend beschouwden,
dat het wel op de een of andere manier
zou blijven bestaan, dat er wel (toen nog)
om de twee weken een Tong
Tong in de bus zou vallen. En
dankzij mijn moeder, gesteund
door de medewerkers uit die
tijd, is dat ook gebeurd.
Anno 1994 hebben schrijfma
chines plaats gemaakt voor
beeldschermen en toetsenbor
den, men zit niet meer aan
een houten bureau op een
gestoffeerde eetkamerstoel,
maar aan een stalen bureau
met een draaistoel op wielen,
de kaartenbakken zijn verdwe
nen. En als je een pen en een
blocnote nodig hebt, moetje,
tot mijn grote ergernis, echt
even zoeken. Koffie toebroek
wordt niet meer gemaakt, en
het koekje bij de thee is op de
een of andere manier niet
meer nodig. De tijden veran
deren, zo is het.
Behalve Charles Manders en
ik, is er al geruime tijd nie
mand meer op kantoor die
Tjalie Robinson ooit persoon
lijk heeft gekend. En toch is
het nog steeds het blad van
Tjalie, die zo'n brede en stevi
ge basis legde. Ook voor later.
Duizenden mensen zijn in deze laatste
twintig jaar door onze voordeur gekomen,
en lopen door dezelfde gang naar het
kantoor waar ooit de rustige voetstap van
mijn vader klonk.
En als ik iemand hoor die net zo rustig
komt aanlopen en net zo kalm de deur
zie opendoen denk ik wel eens aan een
klein versje dat ik ooit op een grafsteen
zag:
A heartache, a tear,
a memory so dear
Each day of my life
I wish you were here
10