VANAF DE ZIJGALERIJ MEDEDELING VAN HET INDISCH FAMILIEARCHIEF 11 Gerust in Kanaan GREET GAUDREAU Deze aflevering van de zijgalerij heeft reeds in de Moesson van 15 april j.l. gestaan, doch is per vergissing niet com pleet opgenomen. Daarom alsnog het complete verhaal met de titel: Gerust in Kanaan. Redactie 'Oh, Den Haag...Zo mooi, zo sjiek, zo schoon, zei tante Dodot, de koningin kan er van de straat eten...' Die tijd ie er wer kelijk geweest, toen Den Haag niet de weduwe, maar de zelfbewuste echtgeno te van een welvarende heer was. Toen tante Dodot, terug in de gezapige rust van Salemba verslag deed van verlof in Holland. Tot aan drie september 1939 leefde het Indische Haagje volop zijn eigen leven, een andere eiland-kolonie in een Oerhollandse stad. Het was er nog ruim, schoon en zo rustig dat het nu onwerkelijk lijkt. De zee was nog te ruiken en de laatste ooievaars nestelden nog hier en daar op de daken. 'lek houd van deftigheydt en van bedaarde zeden En ben met mijn pensioen naar Duynoort afgegleden, lek leef daer wonderwel, zoals menigh man, Die hier zijn geldt verteert, gerust in Kanaan...' Den Haag was het eindelijk bereikte Kanaan waar comfortabele pensioenen in kalm onbezorgd leven werden verteerd. Maar waar de geest van Indië zich hand haafde in heimwee, in het gemis van een warmere, wijdere levenswijze. In die aparte gemeenschap groeiden Indische kinderen op als in een cocon, luisterend, oplettend temidden van het onderlinge drukke visiteverkeer: de oude buren uit Padang; de verlofgangers die afscheid kwamen nemen om met de Sibajak terug te gaan; de nieuwe verlof gangers die al last hadden van verkoud heid en wintertenen; de totok-neef die 'naar de suiker' ging en advies kwam opdoen; de KNIL- ers met beeldschone dochters; de bosbouw- student met termi nale heimwee naar Makassar; de gepen sioneerde oud-resident met vrouw. Ze kwamen aan en praatten en de kinderen luisterden. 'Het eenzame kleine kind, zelf langverdwenen, dat wij zo fel en reedloos soms bewenen, tussen de dode heren en mevrouwen...' De kinderen, warm in de cocon, vormden denkbeelden en meningen. Van een bepaalde identiteit wisten ze niets af, ze hadden die immers al. Ze wisten dat ze 'later' terug zouden gaan. Aan het eind van de reis, achter Belawan en Batavia, lag het Beloofde Land. Noordenwind met nevel uit zee? Op de Denneweg ruikt het nu vaag Naar Couperus en ook naar sateh...' De tijd heeft geen medelijden. Het leven is één lange trek naar het goede land van Kanaan, maar we weten nooit of we er mogen blijven. In de stad waar de konin gin van de straat kon eten, vinden kinde ren- op- vakantie alleen met moeite spo ren en schimmen terug van een voorgoed verloren tijdperk. Alle heren en mevrouwen van toen zijn werkelijk dood. De kinderen werden ouder. Voor levens lustige tieners en studenten was het Haagje- van- tempo- doeloe onovertreffe- lijk. '...van Scheveningen kwamen we te pra ten over het jazzconcert in het Kurhaus en over de zaterdagse thé-dansants, over de Ramblers en de Argentijnse tango-band'. Op een gegeven ogenblik was het te laat voor de Indische kinderen van Den Haag om op zoek te gaan naar Kanaan. Het land van herkomst ging verloren, maar voor degenen die gevestigd waren in andere verre landen, bleven nog goede herinneringen bewaard. 'Wat voor weer zou het zijn in Den Haag? In verband met de verfilming van de collecties is het Indisch Familie Archief de hele maand Mei en Juni gesloten. Ook op schriftelijke vragen kan niet worden geantwoord. De maand Juli is het archief wegens vakantie gesloten. de beheerder I.F.A.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 11