Op bezoek in:
deel 2
foto: A.H. Damme
V.E. Brookman - Swart
Op Java echter laat men de vruchten ver
rotten. Door het neervallen, komen de
zaden naar buiten, ze zijn donkerbruin of
zwart en worden geëxporteerd onder de
naam kluwek. Deze kluwek wordt veel
gebruikt in de sajur rawon. De saus van
de sajur wordt daardoor bruin, verder
doet men groenten en vlees of kip in
deze sajur, die een lekker gerecht ople-
verd. Op weg naar het plaatsje Sigunta
waar veel mooie Torajahuizen staan,
komt men langs sawahs waarin een vrij
groot gat gegraven is. Bij het overplanten
van de bibit laat de Toraja dit plekje
openstaan bijwijze van vijver en daar
poten ze dan jonge visjes in. Zo snijdt
voor hen het mes aan twee kanten.
Wanneer ze de rijst oogsten, halen ze
tegelijk de volwassen vissen eruit. Het
nadeel is wel, dat witte ibissen die vissen
ook in de gaten hebben en daar dan ook
vaak te vinden zijn.
De dodencyclus speelt een grote rol in
het leven van de Toraja, de manier waar
op de doden worden begraven is heel bij
zonder; elke stad of dorp heeft zijn eigen
cultus.
Lemo
Men spreekt wel van de graven van
Lemo, maar goed beschouwd is de hele
rotswand van de Lemo één- en- al
begraafplaats, en een bezit van de oude
adel over elf generaties en 250 jaren. Het
maken van de nissen stamt uit de 13e
eeuw. Voordien was het anders, toen
kwamen de doden te liggen in grotten,
onder aan de voet van de rotsen. Daarna
volgde een periode waarin men de lijken
in kisten legde waarin ook grafgiften,
voorwerpen waarvan men dacht dat ze
die in de andere wereld nodig zouden
hebben en sieraden in goud en zilver.
Toen de Buginezen erachter kwamen,
roofden ze de grafgeschenken. In die tijd
waren de Toraja's niet sterk genoeg om
zich te weer te stellen en sloten daarom
een verbond met de Duri's en de
Mamassa's. Dit verbond noemden ze
'Topada Tinda', hetgeen betekent: de
mensen, die de elfde droom hebben voor
de toekomst. Een andere informatie
noemt dit verbond: Labongan Bula. Deze
drie stammen versloegen en bestreden
de Buginezen. Wijs geworden echter,
begroeven ze de doden later toch liever
op een veiliger plaats en wel in rotska
mers bovenin en zonder sieraden. Ze
maakten balkons tegen de rotsen aan en
plaatsten er tau-tau's op. Tau-tau's zijn
houten afbeeldingen van mensen, ze pro
beerden de afgestorvene zo natuurge
trouw mogelijk af te beelden en geloofden
ook de ziel en de geest van de dode erin
huisden. Ze werden afgebeeld met de
arm omhoog alsof ze de levenden wilden
beschermen of houden hun hand
omhoog, niet om te bedelen, maar om te
verzoeken om een ceremonie. De
tau-tau's worden ook aangekleed en de
priester bepaalt wanneer de kleding ver
nieuwd moest worden. Lemo heeft de
z.g. Liang-pa-graven, d.w.z. dat de doden
in doeken zijn gewikkeld. Deze manier
dateert uit de 17e eeuw. Het eerste graf
is van vorst Sanggi Balo. Vroeger kostte
het uithouwen van een graf drie buffels,
maar nu is het aanzienlijk duurder. De
grootste grafkamer is twee bij twee meter.
De geschenken hebben altijd betrekking
op de bruikbaarheid in de andere wereld.
Het westerse gebruik om bloemen te
geven is voor de Toraja zinloos, omdat
bloemen verwelken. Daarom geeft de
Toraja een bord, een schaal, een tas, kle
ren, enz. mee aan de doden. De Toraja is
een animist, maar gelooft toch in een
god, die drie halfgoden heeft om hem te
helpen. Daarnaast zijn er vele geesten,
die bestaan uit de zielen van de afgestor
venen. De Pamba-puan is de heer of lei
der. Tomandurun is de man, die uit de
hemel naar de aarde gaat. Als een Toraja
sterft hoeft hij voor de omgeving nog niet
'dood' te zijn. Dit heeft meerdere oorza
ken. De voornaamste is geldgebrek, want
een begrafenis kost veel. Een andere
oorzaak is de verdeling van het bezit, als
de overledene rijk is. Nog een oorzaak is
de afwezigheid van familieleden, die mis
schien in het buitenland wonen en ver
plicht zijn voor de begrafenis over te
komen. Men beschouwt daarom de dode,
zolang de begrafenis nog niet heeft
plaatsgevon den als een zieke. Men gaat
bij de zieke op bezoek en brengt
geschenken voor hem mee, b.v. kleding,
die men hem ook aantrekt. Als er een
andere bezoeker ook met kleding komt,
wordt hij uitgekleed en krijgt de nieuwe
kleren aan. Men brengt hem zelfs voed
sel en spreekt tegen hem. Vroeger werd
het lijk met kruiden behandeld en in een
uitgeholde boom gelegd. Er werd een
gaatje in het lijk gemaakt en een kom
eronder gezet waarin het lijkevocht werd
opgevangen. Met enig ceremonieel werd
de kom later weggenomen, meestal door
een oudere vrouw. Tegenwoordig geeft
men het lijk, nadat het gewassen is, een
injectie met formaline, om de tien centi
meter één. Vervolgens wordt het lichaam
in doeken gewikkeld en opgebaard, soms
zelfs voor verscheidene jaren, waarna het
20