21 tenslotte wordt begraven. Het huis, dat uit drie kamers bestaat en geen keuken heeft, is verdeeld in een hoger gelegen slaapkamer voor de kinderen, een even eens hoger gelegen slaapkamer voor de ouders en een algemeen vertrek in het midden. Het lijk wordt dan gelegd in de achterkamer en de wederhelft van de afgestorvene ligt in dezelfde kamer. De benen van de dode moeten naar het oos ten gericht zijn waar de bron van al het goede is het leven, het hoofd naar het westen. Als er genoeg geld voor de begrafenis is, worden er logeerkamers gebouwd voor de familie en andere gas ten. Pas als de begrafenis heeft plaatsgevonden, beschouwt men de dode als overleden. Een week voor de begrafe nis wordt de weduwe of weduwnaar geacht om onder hetzelfde laken en dezelfde klamboe in het bed bij de overle dene de nacht door te brengen. De overledene wordt voor de begrafenis op een brancard gelegd met een deksel ero ver in de vorm van een Torajahuis en naar de begraafplaats gedragen. Iedere familie heeft haar eigen brancard en mag geen gebruik maken van die van ande ren. In Lemo maakt men gebruik van een stelling waarlangs het lijk naar boven kan worden gehesen. Het wordt in de grafka mer gelegd achter het balkon. En of men nu christen is, islamiet of animist, deze traditie blijft gehandhaafd. Vóór de rots graven bevindt zich een museum, bestaande uit drie Torajahuizen. De naam tau-tau betekent oorspronkelijk: man en alleen mensen van hoge adel mogen een tau-tau hebben. Ook bestaan er voor elke rang of stand voorschriften over het aantal karbouwen, die bij een begrafenis geslacht mogen worden. De karbouwen hebben ook een eigen prijs, de zwart-wit-gevlekte is de duurste, daar na komen de grijze, de albino's zijn waar deloos en worden daarom als trekdier gebruikt. Hoeveel karbouwen er bij een begrafenis geslacht worden hangt af van de streek waar de overledene heeft gewoond. In Lemo is men niet zo royaal, daar zijn 24 dieren al hoog in aantal. In Rantapao bedraagt dit aantal 60 tot 100 karbouwen. Ook voor de handen van de tau-tau bestaan voorschriften, zo bete kent rechtophoudend: zegenend, hori zontaal: vragend om offers of een cere monie of gevend. Londa In Londa worden de doden gelegd in bootvormige kisten, omdat daar geen holen zijn. Er is wel één diepe grot, die met behulp van gidsen en lampen door toeristen bezocht kan worden. Deze grot staat vol kisten, maar één ervan is open zodat men het hele geraamte kan zien. In een kleinere grot staat een kist waarvan de voorkant een varkenskop voorstelt. Daar ziet men ook twee ronde kisten in een felrode kleur met goudkleurige ver siering. De kisten, die laag geplaatst zijn horen tot het gewone volk. De hoogste hoort aan de hoge adel. Men kan in die ene hoge kist nog enkele botten zien en in een andere hoge kist enkele windsels waar de dode jarenlang in gewikkeld geweest is. Hier zijn ook tau-taus. Om zo'n kist op die hoogte te krijgen maakt men een stelling van bambu of klautert langs lianen naar boven. Dan werpt de klimmer een touw naar beneden en maakt men daarmee de kist vast, die ver volgens door drie mannen naar boven gehesen wordt. In Londa mogen de vrou wen kiezen of ze bij de echtgenoot begra ven willen worden of in het familiegraf. Bij iedere begrafenis wordt de dode naast de botten gelegd van degene, die vóór hem daar is bijgelegd. De botten mogen niet verloren gaan, want als er een bot ont breekt, mist de dode dit ook in het hierna maals. Pangli In Pangli begraaft men de dode in de grond, stapelt stenen om het graf en bouwt vervolgens een Torajawoning over het graf heen. Hier in Pangli bevindt zich het graf van Pong manangka, die gebo ren is op 5 mei 1840 en overleden in juni 1960. Volgens Bartjes is de man dus 120 jaar geworden. Het verhaal zegt dat hij dorpshoofd was van Bori, en van de dorpsraad de opdracht kreeg om de con troleur van Rantapao te vermoorden. Toen hij deze man vond, ontdekte hij, dat diens echtgenote in gezegende verwach ting verkeerde. De adat van de Toraja bepaalt, dat in die omstandigheden noch de man, noch de vrouw lastig gevallen mocht worden of kwaad gedaan mocht worden. Dus voerde hij de opdracht niet uit. Pong Manangka keerde naar huis terug en kreeg toen een andere opdracht van de dorpsraad: Hij moest de eerste Nederlander, die hij tegenkwam, doden. Deze eerste Nederlander bleek een dominee te zijn. Toen hij met enkele mannen deze dominee tegenkwam, zat die aan zijn schrijftafel zijn preek voor te bereiden. Eén van Pong's volgelingen gooide toen met kracht zijn speer naar de predikant toe van een afstand van 25 meter. De dominee, de heer A.A. Loosdrecht, stierf kort daarna. Het slachtoffer was vastgenageld aan de achter hem staande muur. Dit gebeurde op 26 juli 1917. Wordt vervolgd. foto: AH. Da mme

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 21