R. Boeijen Transpiratie, buikloop, oorsuizingen, hoofdpijn, een flauwte, hartkloppingen, er zit vast wel iets tussen dat u herkent. Bijverschijnselen die zich thuis al aankon digen, of misschien wat later, onderweg in de auto of trein. Gevoelens, variërend van lichte onrust tot forse paniek, groei end naar een hoogtepunt dat zich heeft samengepakt in een drie woordenrijke zin, rood oplichtend: 'Fasten your seat- belts'. U zou het uit willen schreeuwen, maar het heeft geen zin. Het gierende geluid van de motoren zwelt aan terwijl uw oren langzaam worden dichtgeperst. U weet het, er is geen weg meer terug. Vastgeketend, overgeleverd, overstemd door een machine en een piloot die u niet kunt zien. Eenmaal op hoogte neemt de heftigheid af, maar u blijft alert. U volgt de uitdrukkingen op de gezichten van de ste wardessen, probeert niet te luisteren naar een vervelende, betweterige man naast u die een bijna-ramp ervaring beschrijft. U kijkt naar de vleugels en zoekt onderweg naar het toilet de nooduitgang. Uw part ner schuifelt volgzaam achter u aan. Hij of zij houdt de wacht voor het toilet, zodat u de deur niet dicht hoeft te doen. Juist als u de handdoek zoekt, voelt u de schaarse inhoud van uw maag met zach te dwang verplaatst. Tegelijk met het eentonig waarschuwingssignaal lichten opnieuw die drie woorden op. U kunt het niet zien, maar u weet het. Dan volgt de stem van de gezagvoerder. De turbulen tie in uw lichaam wedijvert met de atmo sfeer. Met natte handen vlucht u door het gangpad, uw partner vertwijfeld achterla tend, ploft in uw stoel, ketent u vast en bijt uw inmiddels gearriveerde reisgenoot een 'waar bleef je nou?' toe. Vliegangst, miljoenen mensen hebben er last van. Ik niet. Het gekke is dat ik wel hoogtevrees heb. Een volwassen keu kentrap is zo'n beetje mijn limiet. Alles dat daarboven uitsteekt laat ik gevoeglijk aan mij voorbij gaan. Psychologen schijnen daar een plausibele verklaring voor te hebben. De angst om te vallen, je even wicht te verliezen, maar dan in figuurlijke zin. In het vliegtuig ken ik die angst niet. Dan lever ik me over aan mens en machi ne, wetende dat ik er niets aan kan ver anderen, dat ik geen invloed heb en dat het bijna altijd goed gaat. Op een van mijn Indonesië-reizen zat er een vijftiger in het middenpad die, naar mate de uren verstreken, steeds vrijposti ger en onbeschaafder gedrag vertoonde ten opzichte van de stewardessen. Nu staan die gevleugelde gastvrouwen door gaans goed hun mannetje, maar deze frêle voorbodes van mijn reisdoel leken niet opgewassen tegen zoveel ongema nierdheid. Zijn drankgebruik nam evenre dig toe met mijn ergernis. Ik besloot iets te ondernemen. Toen de man zijn zoveel ste gang naar het toilet maakte, sloop ik achter hem aan. Bij het toilet aangeko men tikte ik hem op de schouder. De man draaide zich om en een lodderige blik omfloerst door een vette whiskywalm keek me aan. 'U hebt erg veel last van vliegangst', zei ik, hem doordringend aankijkend. 'Hoezo?', klapte zijn tong dubbel terug. 'Dat zie ik aan uw gedrag. Ik ben namelijk arts', loog ik. 'Hier, neem dit en ga rustig slapen. Morgen hebt u geen last meer'. En ik ook niet, dacht ik toen ik hem een aspirientje in de hand drukte. De man keek alsof hij in tranen wilde uitbarsten, maar hield zijn waterlanders gelukkig in bedwang. 'Dank u, mijnheer', stamelde hij. Die nacht en de daaropvolgende ochtend bleef mijn 'patiënt' opmerkelijk rustig. Gelukkig maar, want mijn reisgenote had met hetzelfde euvel te kampen. Zij het, dat ze allengs stiller en bleker werd naar mate we haar geboorteland naderden. Heimwee en vliegangst. Daar had ik geen recept voor. Het enige dat ik kon doen was haar klamme, verkrampte hand vast houden en proberen haar gerust te stel len. Toen het vliegtuig eenmaal op haar geboortegrond stond en richting uitgang taxiede verslapte haar greep. Bij de uit gang gaf ze de stewardessen en de piloot een hand en bedankte hen voor de veili ge aankomst. 'Wie was dat kleine mannetje?', vroeg ze. 'Dat was de piloot', zei ik. Haar ogen reageerden met verbazing en ontzetting. Hoe kon zo'n klein mannetje nou...? Zo'n groot vliegtuig? Piloten zijn in haar ogen pas betrouwbaar als ze een rijzige gestalte hebben, van middelbare leeftijd zijn en strak in het uni form gestoken kordaat op het vliegende monster afstappen, op eerbiedige afstand gevolgd door de co-piloot en overige bemanning. Deze piloot had niets van dat alles. Net zo min als die slungelige ver schijning op Sint Maarten. Een dertiger, verpakt in een ongestreken broek en dito overhemd. De mouwen opgestroopt, de bovenste knoopjes los om een opzichtige gouden ketting te laten zien. Een filtersi garet nonchalant bungelend in een van de mondhoeken en een zonnebril op. We zouden van Sint Maarten naar Saba vliegen. Voor de meer bevlogenen met vliegangst; een zelfmoordpoging. De lan ding op Saba lijkt op een alles- of- niets- spelletje. De aanvliegroute zowel als de landingsbaan lijken afgestemd op de oppervlakte van het eiland. Te klein. Zelfs de plaatselijke middenstand is hier inmid dels van overtuigd. T- shirts met de opdruk 'I survived the landing on Saba' mogen daarvan het bewijs zijn. Wachtend midden op een betonnen vlakte hadden we het uitzicht op twee toestellen. Een reusachtige Boeing 747 en een kleiner, niet nader te definiëren, type van een twijfelachtig merk. 'Met welke gaan we?', vroeg mijn reisge note. 'Ik denk met die', zei ik, wijzend naar de glimmende reuzenvogel. Tenminste, ik hoopte het. We zouden om half negen vertrekken. Een groepje passagiers in allerlei kleuren en maten had zich inmiddels om ons heen verzameld. Over het begrip 'hand bagage' had men hier blijkbaar een ruime opvatting. Dozen, koffers, zakken en balen waren meegesjouwd. De reeds beschreven slungelige verschijning kwam op ons toegelopen en vroeg wanneer we vertrokken. 'Half negen', zei ik. 'Okay', antwoordde hij en zwaaide zijn colbert over zijn schouder. Kwart voor negen verscheen hij opnieuw, nu vergezeld door een type met dezelfde allures en een stewardess die danig geïmponeerd leek door deze 'noncho's'. 'Is dat de piloot?', hoorde ik naast mij in 'mayday-spelling'. 'Ja', zei ik, 'nou en?'. Toen het trio ook nog naar het 'verkeer de' toestel liep, leek zelfs mijn geruststel lende hand zijn werking te missen. De piloot maakt met een brede armzwaai duidelijk dat we aan boord konden. De meute nam ons mee en een kwartier later zaten we in een volgestouwde 'doods kist'. Naast mij zetelde een prachtige, oude neger die onverstoorbaar leek voor het tumult. Hij zat rechtop, zijn ogen gesloten en straalde rust uit. Mijn anders zo zorgvuldig gekozen raad gevingen aan het adres van mijn reisge note hadden ondertussen aan therapeuti sche kwaliteit ingeboet. Ik kwam niet meer verder dan: 'Kijk dat kind dan eens', 'er kan toch niets gebeuren', 'bederf deze dag nou niet', 'blijf toch rustig'. 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 30