van het bad schoten in een vijvertje tus sen kunstmatige rotsen roodachtige goudvissen heen en weer. Een meermin, in het midden opgesteld, keek met een glimlach toe. Het hotel kent geen opsmuk of luxe. Er is geen bar of lounge. Centraal ligt de eet zaal. Twee in elkaar overlopende ruimtes met aan de kop de zelfbedieningsbuffet ten. De plafonds zijn in een rustgevende paarse tint geschilderd. Ronde mahonie houten tafels met marmeren blad waar omheen rotan stoelen. In één van de zalen staat een grootbeeld TV, afge stemd op CNN. Een nieuwslezer leest iedere tien minuten nieuwe oorlogsbe richten voor, die voortdurend onderbro ken worden door schreeuwerige reclame boodschappen. Ik raakte in gesprek met een Nieuw- Zeelander naast mij, een gezette vijftiger, die een sterke gelijkenis vertoonde met Hemingway. Hij deed al jaren zaken in Indonesië en kende het land en de arbeidsverhoudingen goed. Om tien uur ging de eetzaal dicht. Een groep toeristen verdween haastig naar de gereedstaande bus, die al enige tijd had staan ronken. De Chinese zakenlui, die hun handel gedeeltelijk tijdens het ontbijt geregeld hadden, vertrokken met hun aktentassen naar bank of kantoor. Ik ging naar het terras. Op de schoongespoten tegels stonden tafels en stoeltjes keurig gerangschikt onder grote blauwe para sols. De zon, die net uit de nevels tevoor schijn gekomen was, leek een verre lampepit in de bleke lucht. De atmosfeer was verzadigd van waterdamp. De geur van ozon had zich vermengd met die van de wilde orchideeën die in potten langs de grasrand stonden. Ik ging zitten op één van de canvas stoeltjes, waar met zware letters de naam van de dag op gedrukt stond, en wachtte op de taxi die mij naar Bogor zou brengen. Naar de desa in de buurt van de stad, waar de dokter woont die Lara's familie goed gekend had en met wie ik een afspraak had. De tocht voerde door een heuvel achtig landschap. Plantages afgewisseld met sawah's in terrassen, boomgroepen en uitschietend bamboe tegen de achter grond van blauwe bergketens. De snelweg naar het zuiden was geleide lijk overgegaan in een provinciale weg. Vruchtbomen, ketella-aanplant en kleine rubberondernemingen wisselden af met theetuinen, waar vrouwen met grote zon nehoeden bezig waren de jonge loten te plukken. Tegen de berghellingen verder op lagen nog bevloeide rijstvelden in ter rassen die zich uitstrekten boven diepe ravijnen met een dichte begroeiing en banjirrende riviertjes. Achter dit alles lagen verweg, als trouwe wachters, de Salak en de Gede. Alvorens naar de desa te gaan waar de Puhun Sengon bij Tjisëeng-Gunung Kapur dokter woonde, wilde ik een bezoek bren gen aan de botanische tuin in Bogor. Het was vrijdagochtend en de muazin had met zijn eentonig gezang de mensen naar de moskee geroepen. Het was daar door rustig in het park met de eeuwenou de bomen. Houten bordjes gaven naam en leeftijd aan. Grote kalongs hingen op hun kop in de kruinen en bekeken vanuit die positie de mensen die beneden rond liepen of op de wortels zaten. Ik hield van de prachtige lanen met de hoge kenaribo men. Eén ervan leidde naar het grafmo nument van Olivia Raffles, de vrouw van de Engelse gouverneur, die landvoogd was tijdens het korte Engelse interreg num. Ik las weer het citaat van Byron, dat in de steen gebeiteld was en dat ik uit mijn hoofd kende: Oh Thou whom ne're my constant heart One moment hath forgot, Tho' fate severe has bid us part, Yet still forget me not. lets voorbij de desa in een kromming van de weg lag, verscholen tussen heesters en opschietend bamboe, de woning van de dokter. Het was het enige stenen huis van het dorp. Op het stoepje voor de deur zat een vrouwtje sperciebonen af te halen, ter wijl ze op de kinderen lette, die op het erf speelden. De opelette stopte pal voor haar voeten en had direct ieders belangstelling. Het leek of ze allen van mijn komst op de hoogte waren. De dokter werd direct gewaarschuwd en even later beduidde het vrouwtje mij binnen te komen. Het was een laag vertrek met ouderwets Foto: J.F. Boon meubilair. Voor de boeken kast, die vrij veel ruimte in beslag nam, stond de arts. Een lange magere man van 86 jaar, met een enigszins geelbruine gelaatskleur. Om zijn hoofd was op Javaanse wijze een doek geknoopt. Hij was gekleed in een batik sarung met motieven van West- Java en een 'China-jasje' in een donkere kleur. Zijn ogen, met een blauwachtige waas, keken mij vanachter sterke brille- glazen aandach tig aan. Hij nodigde mij uit te gaan zitten en met hem de thee te gebruiken, die ibu zojuist binnen had gebracht. Na de gebruikelijke beleefdheden vertel de ik hem over het doel van mijn bezoek. Over mijn vriendschap met Lara, de plaats waar wij woonden en over haar plotselinge verdwijnen. 'Ik hoop door haar verleden na te vorsen iets meer over haar te weten te komen; een sleutel te vinden om haar op te sporen,' besloot ik. Maar het was alsof hij me niet gehoord had, zo verdiept was hij in zijn eigen gedachten. Na een korte stilte vervolgde ik: 'Ik heb foto's meegenomen, die door Lara in een lade van haar schrijftafel bewaard wer den. Ze zijn wat vergeeld in de loop der jaren en er zitten hier en daar scheurtjes in de witte kartelrandjes. Maar ik hoop dat u aan de hand van deze foto's mij iets over haar jeugdjaren kunt vertellen; wie haar ouders waren en wat er gebeurd is.' Ik legde de foto's op het tafeltje vóór ons. Nog steeds zwijgend, alsof het hem moeite kostte zijn gedachten te verzame len, stond hij op om van zijn werktafel een loep te pakken en die op zijn bril te monteren. (wordt vervolgd) MMPKSË 33

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 33