!Z^£ dEduLtznlj zzittbicj
dooi ms.uiou.w [lb. ds c^daadt-dP'iancjs
dsst 9
vervolg aprilnummer
Een lieve vriendin van oma drong er op
aan dat de kinderen Protestant gedoopt
moesten worden. Dat gebeurde in het
kleine voorgalerijtje, de naam van de
dominee ben ik helaas vergeten.
Ik had mijn handen vol aan Chris, die
nierkruiden dronk, en Freddy, die kiezen
kreeg en blèrde en tot overmaat van
ramp kreeg ik pleuritis nadat ik 's avonds
was gaan zwemmen in het Tjikini-zwem-
bad.
In die tijd was Leo Koch overgeplaatst en
woonden ze in een mooi groot paviljoen.
Dat was wel leuk, we konden er eens
heen fietsen. Joke was pas geboren,
maar John speelde al met de kleintjes.
Thea was een meisje uit Batavia en vond
het er heerlijk, maar wij waren niet zó
verrukt van het leven in een grote stad.
Daarom keek Chris stilletjes uit of hij wat
hoorde van een open plaats op de bui
tenbezittingen. Dat begrepen de
schoonouders ook best, want Oom was
ook nietzo'n Batavia-fan.
We moesten elke Zondag bij hen eten op
Gondangdia en Oudje en Moes snuffel
den steeds aan Freddy's halsje, wat hij
naar vond, maar meneertje werd er ver
wend, zodra hij iets niet wilde, kwam er
een stopfles met zuurtjes.
Opeens kwam er een plaats vrij (chef
Djambi, huis aan het postkantoor). Oudje
kwam in opstand, want ze wilde bij de
kinderen blijven. Moes besliste; Oudje en
Gendoh (één van de kinderen van haar
zuster die ze aangenomen had) zouden
meegaan.
En toen het bericht kwam, een dure
plaats en geen bedienden, kregen we er
een oudere baboe bij, die als djongos
fungeerde.
Er was een hausse in rubber, een tapper
kreeg 35,- per dag. (Autobus om ze
naar de tuinen te brengen, dus manvolk
was schaars).
We kochten weer bedden, een rotan
zitje en een eettafel en alle schilderijtjes
en vaasjes kwamen weer tussen het lin
nengoed te voorschijn. Ik werd handig in
het koffers pakken. En daar ging de fami
lie De Raadt weer een grote rivier op
(niet zo sinister).
En zo kwamen we aan in het dorp
Djambi. Langs de kade een strandje, het
Chinese kamp en links en rechts twee
heuvels met Europese huizen. Op de lin
kerheuvel het eerst een postkantoor met
eraan gebouwd ons huis en een grote
tuin, dan de B.O.W.- man en de resident
(besaran).
Mevrouw had aan boord heengaand al
kennis met ons gemaakt en zij en haar
dochter van 15 jaar waren net zulke
enthousiaste kruissteek-werksters als ik.
Dan een bank en een schooltje, 3 mans.
De onderwijzer en zijn vrouw kwamen
nog wel eens een praatje maken. Maar
dan was er een oudere onderwijzeres die
het wel geloofde. Op warme uren hoorde
ik tot in mijn achtergalerij het getik van
haar stok bij het opzeggen van de tafels.
Naderhand dacht ik anders over het klas
sikaal opzeggen van de tafels; de zwak
ke broeders werden meegesleept en
geen praatjes of afwachten van gedach
ten, hup, meedoen.
Op de rechterheuvel woonden de militai
ren en in de soos hoorden we dat de
B.B.- heuvel steeds in oorlog was met de
militaire kant. Och, de P.T.T. had met
niemand wat te maken en daar ze merk
ten dat ik niet kletste tegen de residents
vrouw hadden we geen last.
Ons erf was wel groot, maar behalve
bamboehagen en gras groeide er niets.
Bamboe groeide vlug en was sterk, maar
het trok slangen aan en er waren donke
re giftige slangen. De Jong, een B.O.W.-
man naast ons, liep argeloos op een
middag naar ons toe, en er schoot over
zijn hoofd een slang van de ene kant van
de pagger naar de andere kant. Paniek!
Er werd gepraat over bamboe neerhalen,
maar nieuwe Kembangsepatoe-heggen
zouden jaren duren.
Het huis stond op stenen neuten, eron
der balseminen en ongedierte, dus strik
te order aan Oudje zó op het grindpad te
blijven dat om het hele huis liep.
We kregen van de buren een kebon
(waterdrager), want de baboe kon al die
petroleumblikken met water niet dragen.
De hele ochtend rende hij op een sukkel
drafje ons erf over naar beneden, naar
de Djambi-rivier omdat het juk leeg te
storten in de grote mandi-bak (die stonk
naar rubbervlotten). Drinkwater kwam uit
onze put.
Het emmertouw was wel 25 meter lang
en de kebon verklaarde dat er geesten in
de put waren en hij het werk niet aankon.
Oudje verklaarde listig, dat een sla
matan wel zou helpen.
Op de galerij kwam een feestmaal (door
de baboes en de buren bedienden
bereid), en Oudje voelde dat het huis nu
pas echt ingewijd was.
De sukkel bleef klagen en na een paar
weken vond Oudje een nieuwe waterdra
ger, een jonge Madoerees.
Er was hier nog minder vertier dan in
Pontianak. Geen bioscoop, alleen een
soos met een afgrijselijke hoempa-band.
Soms dansten we op zaterdagavond als
de K.P.M.- boot aan was.
De luie Djambiërs visten nooit, alleen
dure vis uit Singapore werd verkocht,
maar als de K.P.M.- bemanning lange lij
nen uitlegde, konden we rekenen op een
heerlijk maaltje zalm in de soos. De huis
vrouwen moesten groenteblikjes leveren,
de kok stoofde de vis.
Dan deden de dames een partijtje biljar
ten met een houten huisje in het midden,
en hoewel ons biljarten slecht was, had
den we reuze pret. We? Wie waren we?
Niet de hoge pieten, die heb ik nooit
gezien. De post en B.O.W., de dokter, de
onderwijzeres, de bankman en soms wat
buitenmensen (een kleine gemeen
schap). Dat maakte de omgang met
elkaar veel gemakkelijker. Er werd
getennist en gevoetbald.
In die tijd reisde de Bangsawan uit
Singapore rond, we hadden ze al gezien
in Pontianak en één liedje was erg popu
lair (Gwennie). Een vrolijke song, maar
het was helaas één van de weinig lied
jes, die onze hoempa goed speelde.
Zo stierf er een Chinese ingezetene,
familie van de Majoor Chinees, en met
veel bombarie en vuurwerk ging de stoet
door de kota. De hoempa volgde, heel
langzaam spelend, Piet Hein en
Gwennie (om en om), we lagen in een
lachbui, maar de eer was bewezen, er
was Europese muziek gespeeld.
Op het kleine strandje bij de boom was
het altijd druk, de ene week kwam de
boot uit Singapore, de andere week de
K.P.M. uit Batavia via Palembang. Als
het dus vruchtentijd was in beide plaat
sen, want in Djambi groeide niets, dan
konden we sappige doekoes,
Mangistans, kool en prei kopen van
Singapore.
De goederen uit de boot werden naar de
douaneloods gebracht, maar er schoten
altijd veel mannen met open kist het
36