strandje op. Dat bleek een slimme truc van de Chinezen te zijn. Er mocht geen levend pluimvee ingevoerd worden, maar kistjes met eieren in de zon leggen kon niemand verbieden. Oudje ontdekte het 't eerst. Voor een dubbeltje kon je een kuiken kopen, één dag oud. En al gauw zaten de kinderen om een teil water met piepjonge eendjes. Fors werd er één bij zijn nekje gepakt en op het gras gezet. Het resultaat was treu rig. Telkens ging er voor een gulden ver loren, terwijl kokkie van de buren een hok vol eenden bezat. Oudje ging op onder zoek uit en toen kregen de kinderen geen kans meer om eenden te pesten. Oudje begon voor zichzelf en binnen de kortste tijd had ze 16 stevige eenden. Geen teil met water, ze werden gevoerd met pap en onder een mand (koeroengan) voor zichtig op een schoon plekje gaas gezet. Het was enig na een paar weken om te zien hoe Oudje door haar meute gevolgd werd. 's Morgens brachten ze haar tot het hek en hoe wist ik niet, maar ze ston den er weer als ze met de blandja aankwam. Verse taugé, garnalen- schilletjes, er was altijd iets lekkers. Gendoh mocht niet elke dag naar de passar, want ze kreeg aanbidders en dat mocht niet te veel opvallen. Dus nam baboe Sidjah stra lend haar plaats in. Het was ook hun enig uitje, zelfs een bioscoop was er niet. Voor een koude dronk moesten we naar de boot en het gekookte water was nooit lekker koud. De levens middelen werden steeds duurder; aan vlees of kip kon je niet komen en zo bestelden we van Midden-Java grote blikken zoete beschuit en heerlijk gekrui de dendeng. Op de heenreis naar Djambi bleek, dat kapitein Stoker een neef van mijn moe der was en daar hij had aangeboden eens iets mee te nemen, vroeg ik om leg kippen. De vreugde, toen er uit Batavia een mand met een haan en 6 kippen kwam, was groot. Een hok stond al op het erf. Uit Palembang ook nog een paar en de bedienden leefden helemaal mee, we zouden zelf voor ajams zorgen. Opzij en bij de put hadden we een grasveld, en dus konden ze lekker rondscharrelen. Ze kregen namen en Oudje bestudeerde hun gedrag. Soms zat ik in de voorgalerij te handwer ken en hoorde ik "kèk" en viel er één dood neer, gebeten door een slang. De bedienden hielden dan een klopjacht in de heg, want we konden geen verlies lij den. Si Anoe werd door Oudje uitverko ren om de broedmoeder te worden, want ze had gemerkt dat het een goede moe der zou zijn, en ja, ze broedde 14 kui kens uit. Zo groeide onze boerderij. Er kwamen vanuit Palembang 6 kleine vruchtbomen. Chris had het druk, vooral aan het eind van de week, maar daar tussendoor kon hij tennissen en voetballen. Veel bezoe kers van de boot kwamen een praatje maken en dikwijls kwam er een katholie ke pater in een bruine pij een biertje bij me drinken en hoorde ik alle nieuwtjes uit zijn parochie. Achter ons woonde een katholieke fami lie met eindeloos veel kinderen; de meis jes plukten blaadjes uit onze heg voor de sajoer en Oudje bekeek ze welwillend. Er viel altijd wel een kind te dopen en zo kwamen er ook paters, die het binnen land ingingen, ook de politie en de dokter maakten veel reisjes. Meer dan 60 families, blank en bruin, waren er niet, maar ik kreeg het dolle plan om een kinderkoortje te beginnen. En een B.B.- vrouw had een goede piano. Dat leidde tot het opvoeren van een kinderoperette, iets met bloemetjes, paddestoelen en wat waternimfen. Het ging door de kota heen, zelfs de grotere meisjes konden ook meedoen. Aan de overkant van de rivier woonde een rubberplanter en toen hij hoorde dat zijn Anita ook mee zou dansen, kwam hij op de dag van de uitvoering de rivier over om persoonlijk toe te zien, hoe zijn mandoer hielp met de versiering van het toneel, wat een gezellige band gaf dat tussen alle mensen. De onderwijzer bood mij aan, om met Bengaals vuur het nimf enballet te verlichten (schijnwerpers bezat Djambi niet). Het gaf beeldige kleuren, maar de rookontwikkeling was zö groot, dat we allen van achter het toneel weg moesten rennen en de zaal dacht, dat de rook bij de nimfendans hoorde. Och, al die klei nigheden maakten indruk op me, want Djambi was saai. Ons huis stond op neuten, het hout kraakte 's nachts en het zinken dak steunde en kreunde als de temperatuur daalde. Onze voorganger, hoorden we nu, had zich opgehangen. Nu zo ver waren we niet. Tegen de schemer kwamen miljoenen muskieten door de resten van de vloer, de voorgalerij en de zitkamer. De gaso line onderdruklampen zorgden voor grote hitte, maar we bestelden dadelijk matten over de vloer en een hor in de zitkamer, om wat koelte te krijgen 's avonds, en in ons reusachtige 2- persoons bed bridg- ten we met de buren, als de obat nja- moek niet voldoende hielp, of zaten we gezellig te lezen. 's Morgens zat ik veel in de voorgalerij te handwerken aan een gordijn met kruis- steekjesmotief voor de kinderkamer. Het was een rage om sarong en kabaja dragen; Oudje vond het prachtig als de buurda mes gezellig op bezoek kwamen, allemaal in fan tasie- kabaja's met bor duursels. Gendoh werd een hele dame, ze was niet mooi, gewoon rond Bataviaans gezicht, maar ze keek zo goedig en opgewekt. En de djongos van de buren kwam vaak op visite. Eens in de 14 dagen kwam er een brief aan mijn man gericht, met een liefdesgedicht, een pantoen erin, keurig geschreven, of hij die vilde voorlezen aan Gendoh. Nu, die mocht van Oudje niet voor komen, dus las ik 's avonds aan Oudje brabbelend de pantoen voor, in hoog Maleis. Het was van een politieman uit Batavia en Oudje straalde en liet een klerk van het kantoor terugschrijven. De Madoerese tuinjongen van ons verdiende niet zoveel geld, dat hij veel uitjes kon betalen, maar van tijd tot tijd werd Gendoh voor een wildwest- film in een Inlands- Chinese bioscoop achter in de kota uitgenodigd. Ook baboe Sidjih kleedde zich leuk aan en ging 's avonds naar vrienden. Het ver baasde me dus niets, dat Oudje 's mid dags bij mijn bed kwam en vertelde dat Sidjih ging trouwen en of de echtgenoot bij haar in de kamer mocht slapen. Ik kon niet weigeren, Sidjih was een goede kracht. Wordt vervolgd 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 37