Java de bakermat
Aflevering 5
CAGAR CIBODAS,
JUWEEL AAN DE GESP
Dit is het vijfde artikel uit een reeks ont
leend aan het dagboek van G. Servaas,
die tussen 15 april en 4 mei 1992 een
flora- en faunareis maakte over Java.
G. Servaas
Achttien april vóór dag en dauw stonden
wij achter ons hotel te genieten van de
tintelende ochtendfrisheid. Het dagbegin
op Java is ontroerend en dan overbrugt
herinnering tijd en afstand. Wij hadden
hier een wijds uitzicht op de Gunung
Gedeh met vlak vóór ons een zo'n
typisch Javaans landschap, dat ik de
indruk hiervan nimmer zou kunnen verge
ten: op de voorgrond paarse en oranje
bougainvilles (genoemd naar de Franse
ontdekkingsreiziger L. Bougainville, die
de struik 'ontdekte' op de Falklandeilan-
den), daarachter wilde pisangbomen met
ertussendoor de atapdaken van de kam
pongs en hier en daar wat rode daken
tussen de palmbomen en het groene
struikgewas, en dan op de achtergrond
de blauwe bergen van de tweelingvul
kaan Gedeh/Panggangro en verderop de
Salak. Zo God de bergen schiep, hij
schiep er geen schoner dan die van Java.
Velen werden en worden gefascineerd
door Java's vulkanen. Het beklimmen
ervan werd vaak gedaan vanwege het
sportieve en interessante uitstapje. Voor
de Europese onderzoekers waren de vul
kanen echter ook uit wetenschappelijk
oogpunt zeer interessant. Europa is niet
zo dik bezaaid met deze vuurbergen, ter
wijl er op Java alleen al ruim vijftig liggen.
De bekendste beklimmer en onderzoeker
van de vulkanen op Java was Franz
Wilhelm Junghuhn, die ook de Gedeh
beklom.
Voor ons en ik denk voor de meesten van
ons blijven vulkanen een mooi en interes
sant onderdeel van een boeiend land
schap. Niet de ruige kraters, maar de
wijdse landschappen trekken ons aan.
Dr. W. van Bemmelen omschreef het
aldus in zijn boek over de Indische ber
gen, zij het wat retorisch: 'Is het enkel de
zucht om tegenstellingen te zoeken, die
sommigen telkens opnieuw drijft naar de
hoge kratertoppen van Java's vulkanen?
Het steeds weer opkomend verlangen
van hen die leven te midden van het eeu
wige groen der weelderige, immer zich
verjongende plantenwereld, om op te
gaan naar de plaatsen waar, te midden
van naakte rotsen en barre zandvlakten,
gapende kraters met dodelijke adem, alle
plantenleven terugwijkt, zodat de lieflijk
heid van het bloeiend leven vlucht en
enkel de sombere doodsheid der vernie
lende vulkanische kracht heerst; waar de
rotswand zienderogen verteerd wordt
door de giftige zwaveldampen en gesple
ten wordt door de persing der hete gas
sen en waar het gemoed zich in beklem
mende nabijheid voelt van de onderaard
se vuurhaarden, die gespannen zijn door
onmetelijke krachten en niet sparen zul
len mens noch dier in hun woedende
uitbarstingen'.
Omdat wij er nog even tijd hebben vóór
het ontbijt wandelen we nog wat verder
en zien rechts van ons de fraaiste sier-
boom, de flamboyant- de vlammenboom,
die nu helaas niet in bloei staat.
Scharlaken en oranjerode bloemen sie
ren deze boom, die een hoogte van acht
tien meter kan bereiken, in de hoofdbloei
tijd aan het einde van de droge moesson.
Iets verder op de achtergrond zijn nog
wat takken zichtbaar van de kembodja,
bijna altijd aanwezig op Islamitische
begraafplaatsen, met witte, welriekende
bloemen, die mij aan porselein doen den
ken; op Bali worden de bloemen gebruikt
voor rituele bloemengaven en worden ze
beschouwd als een symbool van de
onsterfelijkheid Een straat verder rijden
dokkars af en aan, volbeladen met groen
ten en vruchten op weg naar de markt. Ik
denk dat dokkar een meer algemene
benaming is voor alle karretjes voor per
sonenvervoer voortgetrokken door een
paard. Wat we hier zien zijn eigenlijk dee-
lemans, hun naam ontlenend aan de
bekende ondernemer Ir. C. Deeleman. In
een deeleman zit men tegenover elkaar
met de medepassagiers en met de rug
naar de zijkant. Dit in tegenstelling tot de
sado's waarin men met de rug naar de
koetsier zit en dus 'achteruit' rijdt. De
naam sado schijnt af te stammen van het
Franse dos- a- dos (rug tegen rug), dat
later werd verbasterd tot sado. Het mooi
ste verhaal uit Ot en Sien vroeger op
school vond ik altijd dat van Ot en Sien
naar de waterval, maar het heette 'In de
sa-do'. Op het erbij behorende plaatje is
ook duidelijk te zien dat de passagiers
met hun rug tegen die van de koetsier zit
ten. Ik werd zelf vroeger met een deele
man naar school gebracht, gezien de
enorme afstand van de suikerfabriek naar
26