F0T94»;iF»t ek
CINtASTBI
Batavia 1941
over waren, besloten ze een vluchtpoging
te wagen. De kamer bleek niet te zijn
afgesloten. Zo kwamen ze in een gang
die naar de buitendeur leidde. Daar stond
de wacht, zodat ze genoodzaakt waren
een andere weg te kiezen. Ze bereikten
ongemerkt een trap naar het platte dak,
ongeveer acht meter boven de begane
grond. Daar het huis helemaal geïsoleerd
stond, begrepen ze dat vluchten van hier
uitgesloten was. Toen kwam de Japan
ner, die hun vlucht ontdekt had. Hij
schreeuwde iets naar hen, maar ze kon
den hem niet verstaan. Even later was
zijn bedoeling duidelijk. Ze moesten mee,
hij zou zijn dobbelsteen nog een keer
werpen. Alleen bij blanco zouden ze hun
vrijheid terugkrijgen. Hij gooide blanco.' Ik
vroeg hem of het werkelijk zo gebeurd
was. 'Misschien', antwoordde hij.
'Misschien was het werkelijkheid, mis
schien een droom. Eén van de vele dro
men waardoor ze sedertdien voortdurend
gekweld werd.'
'Heeft ooit iemand geweten, wie haar
heeft aangegeven? De dorpsbewoners
hadden er toch geen enkel belang bij..'
'Dat is altijd verborgen gebleven. Ze was
er heel slecht aan toe, at haast niet meer
en sliep weinig. Ze durfde ook nooit meer
alleen te zijn. Toen het gezin weer bij
elkaar was, verhuisden ze naar het sein-
wachtershuisje hier niet ver vandaan. Het
opgespaarde geld was bij de nationalisa
tie van de banken verloren gegaan. Lara
werd naar Jakarta gestuurd om de kost te
verdienen voor het gezin. Ze was toen
zeventien. We hebben haar hier niet
meer terug gezien. Maar haar moeder
vertelde dat ze iedere maand trouw het
verdiende geld opstuurde. Slechts een
klein gedeelte hield ze zelf. Ik weet niet
wat ze is gaan doen. Men zei dat ze in de
filmwereld was terechtgekomen. Maar het
doet er niet zoveel toe, nietwaar?' Hij
pakte het laatste portret, 1924 stond er
op de achterkant. De vader, wat jonger
nu, zat in een schommelstoel op een
open voorgalerij. Een aanplant van
pisangstruiken overschaduwde een deel
van het huis. Ik zag nu duidelijk zijn
gezicht. Grote donkere ogen, sluik ach
terovergekamd haar. Een snor maakte
het smalle gelaat nog melancholieker.
Naast hem stond een jonge vrouw, kort
van gestalte. Ze had een vriendelijk open
gezicht en wijduitstaand enigszins kroe
zig haar. Geen Javaanse, zo te zien.
Haar glimlach was bijna uitdagend. Ze
droeg een fraaie gebatikte sarung en een
donkere zijden kabaya. Maar het meest
opvallende aan haar was de kostbare
sierspeld. Hij had de vorm van een kreeft
en was bezaaid met edelsteentjes. Het
leek of hij leefde. Ik zei: 'Zoiets zie je
alleen nog maar in musea, tussen andere
opgedolven kunstschatten uit de graven
van vorsten.' Maar het was of hij me niet
had gehoord. Langzaam zei hij haar
naam: 'Suwati' en vervolgens: 'Ze was
Foto: Jan B. van der Kolk
van Sumatra en heeft jaren voor hem
gezorgd. Ze was zijn njai. Dat sieraad
had hij gekocht van een Chinese hande
laar, die het weer van een boer had. Het
was haar sterrenbeeld, de kreeft. De
mensen uit het dorp waren er bang voor,
ze schreven er bepaalde krachten aan
toe. Maar Suwati lachte hen uit. Ze had
geen geluk, toen hij met iemand anders
trouwde verdween ze geruisloos uit zijn
leven. De mensen uit het dorp hebben
haar zien weggaan met een bundeltje.
Men zei dat ze in haar derde maand
was.' Hier eindigde het relaas van de
dokter. Hij leunde vermoeid achterover in
zijn stoel. Het had hem uitgeput. Ik voel
de me daardoor enigszins beschaamd.
Tóch had ik nog één vraag: 'Was er
iemand met wie Lara een speciale band
had, iemand die ze in vertrouwen nam?'
'Ik geloof het wel. Een novice uit het
klooster, als ik me goed herinner. Ze
waren even oud.'
Hij zweeg. Ik bedankte hem en nam
afscheid. Het was vijf uur in de middag,
toen ik het dorpje achter me liet. De taxi
reed stapvoets naar de weg terug. De
kinderen holden nog een eind mee.
Even verderop kwamen we langs het
seinwachtershuisje, witgekalkt met blauw
hekwerk. Een jonge moeder haalde de
was van de lijn. Terug in Jakarta besloot
ik een ontspannende film te gaan zien en
daarna vroeg te gaan slapen.
(wordt vervolgd)
34