3 Drie
of
vier? 4
kon een Europeaan door zijn onwetend
heid daartegen zondigen. Naarmate ik
langer in Djocja verbleef viel het mij
steeds meer op en bedacht ik hoe moei
lijk het voor de beschaafde Javaan moest
zijn om achting voor zo'n stier in een por
seleinkast te hebben. Het gedrag van
sommige 'heren' in de soos riep wel een
vervangende schaamte bij mij op, hoewel
dames er af en toe ook wat van konden.
Mijn Indische stiefmoeder liet zich daar
schamper over uit wanneer er weer eens
minder vriendelijke dingen waren gezegd
over indolente Indo's en lamlendige inlan
ders. Die totoks, ze wisten niet wat gast
vrijheid was, ze spraken de taal soms
nauwelijks en dan nog met een vreselijke
tongval en, ergste van alles, ze wasten
hun billen niet! Overigens bewaarde zij
zelf tegenover de bedienden de vereiste
afstand, liet zich in het Hoog-Javaans
aanspreken, antwoordde in de volkstaal
'Kromo' en was maar wat trots op haar
eigen totok. Bovendien aten wij wel vijf
keer in de week aardappelen, alleen op
zondag rijst en op maandagmiddag nasi
goreng, maar 's avonds weer kentang.
Dat was bij de Oma van de buren wel
anders. Daar zat misschien af en toe een
aardappel in de sajoer of sambal goreng,
er was wel elke dag een uitgebreide rijst
tafel. Bij de gedachte alleen al loopt het
water me in de mond. Behalve een Oma
bezaten de buren ook nog een buitenhuis
in Kali Oerang, een vakantie-oord op de
helling van de Merapi en daar kon het 's
avonds werkelijk koud zijn, heerlijk was
dat. Mijn vader en de buurman gingen
daar 's zondags wel eens golfen. Hoewel
ik trots als caddy met mijn vaders clubs
zeulde kon het spel mij maar matig beko
ren. De dames gingen tennissen, een
sport die mij ook niet aanlokte. Zwemmen
deed ik graag en ik behaalde alle diplo
ma's die er waren en hing ze ingelijst
boven mijn bed waar ik ze kon bewonde
ren. In die jaren had autofabriek Dodge
een stuntteam, de 'Hell- Drivers'. Het
zoontje van de assistent- resident wist er
alles van. Zijn vader had een Dodge, een
zilvergrijze met die mooie aanvallende
bok als ornament op de motorkap. Hij
werd er mee naar school gebracht en om
één uur gehaald. We sloten al dra vriend
schap en soms mocht ik een eindje mee.
De chauffeur had geen zin om mij hele
maal naar huis te brengen, dat was een
andere kant op. Mijn vriendje wist dus
alles van Dodge. En van de Hell-Drivers.
Ze zouden naar Indië komen. Inderdaad
stond daar een paar dagen later in de
Mataram- Bode, dat ze al in Soerabaia
waren en op veler verzoek ook naar Solo
en Djokja zouden komen! Wij bewerkten
onze vaders die het spektakel zelf ook
wel wilden zien en zo gebeurde het. Op
het raceterrein waren allerlei stellages,
waaronder een soort springschans,
gebouwd, waterbakken geplaatst en zelfs
een grote hoepel die in brand gestoken
zou worden. Ademloos keken we toe hoe
twee of drie auto's naast elkaar, op twee
wielen kris-kras rondreden, obstakels
namen, over de kop rolden en door de
brandende hoepel vlogen zonder merk
bare schade op te lopen. De Dodge-eige-
naren keken zelfverzekerd en mijn vader
besloot de Chevrolet van de zaak te zij
ner tijd door een Dodge te doen vervan
gen. Voor ons, jongens, waren het drie
onvergetelijke dagen dat de Hell-Divers in
Djocja optraden.
(wordt vervolgd)
Voordat mijn vriend Henk zijn eerste standplaats kreeg als con
troleur bij het Binnenlands Bestuur, was hij bij de opleiding her
haaldelijk gewaarschuwd voor steekpenningen e.d., vooral van
de zijde van Chinese aannemers. Die standplaats was tevens
de standplaats van de assistent-resident, zijn chef. Hij vond dat
aan de ene kant wel prettig, want dan kon hij af en toe nog eens
advies vragen aan deze ervaren, sympathieke collega, maar
aan de andere kant gaf hem het onprettige gevoel, dat hij con
stant onder controle stond. Na een paar maanden moest hij de
bouw van een lagere school aanbesteden en zes Chinese aan
nemers schreven daarop in. Een aantal flessen wijn en bloem
stukken, die anoniem bij zijn vrouw thuis werden bezorgd,
negeerde hij op advies van zijn chef en binnen de inschrijfperio-
de kwam één inschrijving duidelijk naar voren als de beste en
goedkoopste. Hij hield de assistent-resident steeds op de hoog
te en liet tenslotte de aannemer bij zich op kantoor komen. De
heer Chang verscheen, stralend glimlachend en buigend, bij
Henk, die hem plechtig uitnodigde te gaan zitten, waarbij hij
Chang mededeelde, dat deze de inschrijving had gewonnen.
Chang bedankte Henk voor zijn goedheid, prees zijn nobel
karakter en zijn wijsheid en offreerde hem dankbaar een plat
blikken doosje met tien sigaren. Henk twijfelde even, maar dit
geschenk in het land van de tabak was niet kostbaar en kon
toch niet als een steekpenning gelden. Hij bedankte en stelde
Kampong Poeti
voor dan eerst maar samen een sigaar op te steken om daarna
naar de assistent-resident te gaan, die dan als plaatsvervan
gend notaris het contract zou sluiten. Henk opende het doosje
en zag daarin drie biljetten van duizend gulden liggen. Verbluft
zweeg hij een moment en barstte daarna uit in een harde vloek
en zei (in het Maleis): 'En nu mee naar de assistent-resident!'
De Chinees zei niets en liep mee naar het andere kantoor. Daar
legde Henk de zaak aan zijn chef uit (alweer in het Maleis) en
eindigde met: 'En toen lagen daar drie biljetten van duizend gul
den!' Waarop meneer Chang met een gladde glimlach vroeg:
'Pigimana? Tadi ada ampat?' ('Hoe kan dat, daarnet waren er
vier?') Henks mond viel open en hij keek hulpeloos naar zijn
baas, die schijnbaar vriendelijk tegen de heer Chang zei: 'Dus u
erkent in elk geval een poging tot omkoping met drie- of vierdui
zend gulden en los daarvan beschuldigt u de controleur ervan
één biljet van duizend gulden verduisterd te hebben. Ik zal
beide zaken voor de rechtbank brengen, maar ik vrees dat uw
klacht wel heel zwak zal staan'. Arme Chang stond met zijn
mond vol tanden en werd enige tijd later door de rechter tot een
hoge boete veroordeeld. De klacht tegen de controleur kwam
zelfs niet meer ter sprake. De drieduizend gulden kwamen in
's lands kas.
C. van Heekeren
10