POIRRIÉ'S PERIKELEN" Ankie 'Vroeger was alles veel mooier, leuker eri beter'. Als je dat maar vaak genoeg her haalt, ga je het zelf geloven. Dat doet ook een kennis van ons, die iets meer dan regelmatig een kopje koffie met koek bij ons komt halen. Als dat gebeurt, kunnen wij de mouwen opstropen, want dan moe ten er heel wat ouwe koeien uit de sloot worden getakeld. Maar slim als ze is, begint dat mens altijd over het plezier dat onze kinderen hadden toen ze nog klein waren. Daarmee weet ze een gevoelige snaar te raken en verzekert ze zich alvast van een tweede kop koffie. Vaste prik is ook het aansnijden van de mogelijkheid tot spelen, die er vroeger in overvloed was omdat je uren midden op straat kon zitten zonder overreden te worden en het park voor ons huis nog een woestenij was. Maar waar ze ons helemaal plat mee krijgt is het oprakelen van de gedra gingen van onze toen pakweg 5 jaar oude zoon. Meestal slaakt ze eerst een diepe zucht, om dan met vertederende stem van start te gaan: 'Wat was het toch een lekker jong'. Dat is de inleidende beschieting die onze verdediging reeds grotendeels doet bezwijken. Dan gaat ze verder met (bijvoorbeeld): 'Ik weet nog goed hoe hij altijd druk was met kuilen graven en vuur tjes stoken. Of in die grote boom zat te knoeien met planken en touwen. En sme rig dat ie dan was. Wat kón die jongen zich vermaken. Heerlijk was dat'. Allemaal waar, maar dat mens vergeet dan wel dat wij ons scheel betaalden aan nieuwe broeken en schoenen. En ook dat wij om de haverklap stijf zaten van schrik als een Indianengehuil ons vertelde dat hij weer uit een boom was gevallen, of zijn twee jaar oudere zus tot razernij had gebracht. Vast pandoer is ook dat wij her innerd worden aan juniors hardnekkige pogingen om met losse handen te step pen. Dat lukte nooit, dus viel er iedere keer iets te repareren aan broek, bloes, knieën of ellebogen. Eén keer moest zelfs zijn neus eraan geloven, maar daar kun je gelukkig niks meer van zien. 'Gek eigenlijk', pleegt de koffieteut er zonder blikken of blozen aan toe te voegen. 'Dat heeft hij altijd gedaan hè, brokken maken? Ik weet tenminste nog goed hoe hij later met z'n brommer een weiland in dook en naar het ziekenhuis moest. Van wie heeft hij dat toch?' Ik probeer dan te doen of mijn neus bloedt, maar zij en mijn vrouw nemen mij dan in de houdgreep door te wijzen op allerlei onbenullige voorvallen waar ik buiten mijn schuld bij betrokken ben geweest. Die weten ze bij bosjes uit hun mouw te schudden. Frappant is trouwens dat ze altijd de min punten van de jongens ter sprake bren gen, die hebben 't altijd gevreten. Meisjes? Ho maar. Als ze 't daarover hebben, lijkt 't of die vroeger allemaal braaf naast moeder zaten te breien of te haken. Die inmiddels moeder geworden meisjes zijn ook allemaal het evenbeeld van hun moeder, of grootmoeder van 'moeders kant'. Dat laatste wordt nooit vergeten. Behalve bij Ankie, het kind van die rare familie om de hoek. Ankie dus, was volgens het hele dorp het evenbeeld van haar vader. Niet direct lelijk te noe men, vormde ze een bron van wanhoop voor de leerkrachten van de lagere school, maar blonk uit in strijdbaarheid en fysieke prestaties. Zelfs de wat grotere jongens werden bleek om de neus als de prille Kenau de speelplaats betrad, en waagden het niet om haar op dezelfde manier te treiteren als ze met de andere meisjes deden. Maar haar terreur beperk te zich niet tot de school. We hebben eens kunnen waarnemen hoe zij, om de een of andere reden in woede ontstoken, grote schoonmaak hield in een boomhut. Het hele geval begon te schudden en even later vlogen de jongens er aan alle kanten uit, om twee meter lager op de grond terecht te komen. 'Ankie is weer bezig', zei mijn vrouw nog. En omdat die jongen van ons ook van de partij was, haalde ze alvast haar schoonmaak- en reparatiemateriaal voor de dag. Diezelfde Ankie, waar zelfs de toen nog met respect behandelde dorpsagent graag een blokje voor omliep, heeft ons nóg een keer versteld doen staan van haar verwoestende lichaamskracht. Dat was tijdens een van de beroerdste zomers die we ooit hebben gehad. Het terrein voor ons huis stond al dagenlang blank en de een of andere flapdrol had z'n oude, ver molmde Renault Dauphine er midden in gereden en daar in de steek gelaten. Het wrak stak tot aan de zittingen in het water. Groot feest natuurlijk. Binnen de kortste tijd zat de jeugd erop en erin, sloopte er van alles af en schreeuwde daarbij datje horen en zien verging. Omdat het ons een beetje te verging en het bovendien begon te hozen, riepen we onze zoon terug. Dat viel niet in goede aarde, maar nadat we hem buiten met vereende krachten hadden ontmodderd en zijn vernielde schoenen in de vuilnis bak gedeponeerd waren, kregen we hem toch in het lavet. Een echte badkamer hadden we toen nog niet. Weer een beet je toonbaar, mocht hij door het voorraam naar de verdere onttakeling van het autootje kijken. Ik zie hem nog staan: vier turven hoog en met een veroverde ruiten wisser in de hand. Je reinste sloper. Toen zagen we ook hoe Ankie als enig overge blevene nog aan het werk was. De rest was naar huis geroepen, of voor de met bakken uit de hemel vallen de regen op de vlucht gegaan. Tot aan de knieën in het modderwater staand, de jurk om het middel in een knoop gedraaid, sjorde Ankie net zo lang aan een voordeur tot die er krakend afbrak. Toen keek ze even triomfantelijk om zich heen en waadde huiswaarts, het verkreukelde stuk blik achter zich aanslepend alsof het een buitgemaakt oorlogsschip was. Of ze haar buit mee naar binnen heeft mogen nemen, weet ik niet. Best mogelijk, want haar vader had wat met auto's. Die pres teerde het eens om zijn oude Opel Kapitan in de achtertuin te parkeren. Niet zo bijzonder, kan ik ook, maar dat huis had alleen maar een zeer nauwe achterom mogelijkheid voor voetgangers en fietsers. Men zegt dat Ankie's vader toen een glaasje op had en behalve het hele hekwerk van de buren een stuk van zijn eigen huiskamer meenam alvorens in de achtertuin terecht te komen. Boze ton gen beweren dat dat geen kwaad kon, omdat je in zijn huiskamer een kanon kon afschieten zonder ook maar iets te raken, maar dat lijkt me een beetje overdreven. Ankie is trouwens een uitstekende huis vrouw geworden. Zij en haar man hebben vier kinderen, de een nog leuker dan de ander. Die kinderen vallen niemand lastig en leven zich helemaal uit in het spelen met van die TV-spelletjes. Thuis natuur lijk, want in het park valt niks meer te beleven. Vuurtjes stoken mag niet, gra ven mag niet en als je maar naar een boom wijst kom je in aanvaring met Dorpsschoon; een commissie die precies weet hoeveel bomen er in het dorp staan en hoeveel takken elke boom heeft. Boomhutten maken is dus helemaal uit den boze. Vorige zomer zag ik twee stekelkopjes boven de struiken schuin tegenover ons huis tevoorschijn komen. Heel even maar, toen waren ze weer weg. Een poosje later doken ze weer op, nu vlak bij de boom die recht voor ons huis staat. Een beetje nieuwsgierig geworden, ging ik er heen om poolshoogte te nemen. Op mijn tenen natuurlijk, want kinderen moet je zo min mogelijk in hun spel storen. 8^* Lees verder op pagina 42 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 11