V
werd verboden en Maleis als voertaal inge
steld. De koetsiers werden brutaler en
vroegen meer voor een ritje. In de trein
bezetten de Javanen breeduit de banken
en weigerden plaats te maken. De belanda
degradeerde tot persona non grata. In
Soerabaja waagden alleen de vrouwen
zich op straat. En ja, buigen voor elke
Japanner op straat. O wee, als men dat
weigerde of vergat: een pak slaag resul
teerde. Ook lachen werd afgestraft. De
Japanner voelde zich dan uitgelachen en
dat geeft gezichtsverlies. En het spreek
woord zegt, dat je beter kunt sterven dan je
gezicht verliezen. Er doken versjes op:
Rood-wit-blauw, wij komen gauw!
Rode bal, wij zijn er al!
Van Soerabaja treinde ik naar Kediri, de
enige blanda-passagiere in de overvolle
trein. Als bagage de grote citybag, die nog
aan Opa Gustav had behoord. Op het sta
tion te Kediri stonden Japanse soldaten.
Allen bogen voor de Japanners, die met
stug gelaat, geweer aan de voet de menig
te met hun scheve ogen bekeken. Vlakbij
stond het stoomtrammetje naar Watès, een
lage locomotief die met hout werd
gestookt. Door het landschap, langs kamp
ongs en rubberbossen en stukken oerwoud
met briesend geluid van de tram, die tel
kens stil hield om desamensen in- en uit te
laten.
Watès, een smalle betegelde stoep diende
als perron; enkele huizen van baksteen
aan de overkant van de bestofte straat,
een Chinese toko en verderop de kamp
ong. En wat stond er bij het overkapte sta
tionnetje? Tot mijn verbazing wachtte een
zestal ruiters mij op. Stoere Javanen, allen
bewapend met een klewang, op kittige
bergpaardjes. De hoofdman vooraan salu
eerde. Als antwoord op mijn verbaasde
ogen sprak de hoofdman raadselachtig
'Rampok!' en deelde mee, dat ik naar
Badek werd gebracht met de dogcar. Het
zou kunnen lijken op een gijzeling. De
Njonja Sinderan (Nancy) zorgde voor deze
bewaking en dat stelde mij gerust. Met de
dogcar duurde de rit bergopwaarts naar
Badek nog twee uur. Met de lege citybag
stapte ik gerustgesteld in. Omgeven door
de zwijgende ruiters reisde ik prinsheerlijk
naar de onderneming. Dwars door de rim
boe reed de dogcar. Begeleid door een
escorte gewapende ruiters, speurend naar
onraad, waande ik mij twee eeuwen terug
in 1742 én niet in mei 1942! Langs sisal-
velden en oerbos, door rubberaanplant
klip-klopte de dogcar. Daar verscheen de
bocht met rechts de sinderan, waar ik al
vaak logeerde, toen Marijcke in de wieg lag
en vlak na Geesjes geboorte.
Nancy stond al op de uitkijk en liep de trap
af de tuin in. Het weerzien was hartelijk.
Boven aan de trap staarden twee kleuters
Nancy Kuneman-Kaulbach mei Marijcke
mij aan. Marijcke sprong mij meteen om
mijn hals. Geesje keek eerst die vreemde
tante uit de boom en klampte zich vast aan
Nancy. Uitrusten, een kop koffie, vertellen.
Een bezoek aan de besaran. Daar logeer
de dokter Annie van Toeloengredjo. Pa en
Ma met Jetje dronken koffie. Er werd
gesproken om Gonnie die alleen zat in het
Bandoengse naar Badek te halen. Daar
vernam ik alle details van de rampokpartij,
die Badek had geschokt. Vandaar die rui
terschaar.
Badek, de koffie- en rubberonderneming
vlakbij Kediri, behoorde tot de Engelse
firma Barlow en lag als een enclave temid
den van de HVA-ondernemingen van
koffie- en sisalplantages. Komend van
Wates reed men Badek binnen langs een
stuk oerwoud en rubberbossen. Rechts
aan de verharde weg stond de sinderan,
de employé's woning waar Nancy en Jan
woonden. De sinderan dateerde uit de
twintiger jaren en bevatte een voorgalerij,
de gebruikelijke middengang, waarop aan
weerskanten twee slaapkamers uitkwa
men, de achtergalerij met haaks daarop de
bijgebouwen. De verharde weg maakte
een bocht naar rechts en verderop gaf een
imposante brede oprijlaan van pallabomen
toegang tot de besaran. Dat grote oude
Indische huis stamde uit het begin van
deze eeuw. Koel met hoge ruime kamers
bood het aangenaam verpozen in de hitte
aan mens en hond.
Zondag, 8 maart 1942 capituleerde Indië,
dat werd bezet door de Japanners. Tenno
Heika brak aan, de geboortedag van keizer
Hirohito op 29 april 1942, de eerste maal,
dat de Japanse overwinnaars dit in Indië
vierden. Die dag, een feestdag, woonden
de Kunemans nog op Badek, behalve Jan,
die al gevangen zat. De Pa (senior) met
Ma en Jetje op de besaran, Nancy met
Marijcke en Gees in de sinderan. Naar
aanleiding van de feestdag werd er in
Kediri bij de nieuwe resident, de Japanse
machthebber, een receptie gehouden. Alle
politie-agenten werden naar Kediri gediri
geerd, dus de regio Badek zat zonder.
In de kebonan (koffietuinen) naast de
besaran zaten de Javanen te eten en arak
te drinken, het was een feest immers. Rust
heerste er alom in de kampong achter de
sinderan, waar de mensen hun eten kook
ten en de was deden, lachten en praatten.
Geen agent te bekennen. Het gezag ont
brak om mensen en bezit te beschermen.
Dat wisten de onverlaten. De zon zonk
neer en verfde de hemel vermiljoen en
oranje. De maan, bijna rond, het was vlak
voor volle maan, rees op en overgoot bos
en Badek met haar geheimzinnig blauwig
licht. De bende wachtte tot iedereen sliep
en niets vermoedde. Krekels sjirpten hun
liefdeslied, bomen ruisten zachtjes in de
maanovergoten nacht.
Plotseling, tegen een uur of elf in de maan-
verlichte nacht stormde de door arak ver
hitte horde naar de besaran. Zij gilden:
'MASUK! MASUK! Binnen! Binnen!' en
sloegen een deur in, zodat het glas rinkel
de. Dat gebeurde juist in de slaapkamer
van Jetje. Die vloog danig geschrokken het
bed uit, de glasscherven vielen op haar
hoofd. In paniek rende zij naar Ma's slaap
kamer. Grethe Kuneman, gewekt door
lawaai en gegil en brekend glas besefte de
situatie. Zij riep naar een van de bewakers,
die altijd aanwezig waren, om direct de sin
deran te waarschuwen en de mensen naar
de schuilkelder te sturen. In de rubberbos
sen diende een kuil, afgedekt met atap en
planken als zodanig tijdens de korte oorlog
met Japan.
Wordt vervolgd
18