Over vakantie
door J .A. Stolk, huisarts
En over spierziekten en over nog een
aantal zaken, die je humeur goed kunnen
verpesten, daarover gaat het in dit artikel.
Hoe is het mogelijk dat vakantie je hu
meur kan vernielen? Houd eens vakantie
in Zweden, dan weet een ieder dat zoiets
mogelijk is.
Mijn hoogleraar De Froe, hoogleraar in
de antropologie was een zeer aimabel
mens en een groot verzetsstrijder in de
periode van de Duitse bezetting van '40-
'45. Tijdens dat examen anatomie vroeg
hij mij naar welk type mens mijn voorkeur
uitging. 'Laat ik het eenvoudig houden,
welke vrouwen vindt u het aantrekkelijkst,
wie is voor u een mooie vrouw?' zei hij.
Ik was lichtelijk verbijsterd, maar in zijn
stem was niets van spot te beluisteren,
hoewel de vraag mij lichtelijk badinerend
in de oren klonk. De hooggeleerde man
iad intussen een sigaar opgestoken en
hij keek nieuwsgierig mijn kant uit.
'Grote en sterke, blonde vrouwen profes
sor. Ik ben dol op blond!'
'Merkwaardig, merkwaardig', klonk het
een aantal malen uit de professorale
mond. Zuinigjes trekkend aan de sigaar
had hij het toch na een korte tijd klaar
gespeeld het profesorale werkvertrek met
sigarenrook te vullen. Het leek wel laag
hangende mist.
'De Maleise vrouw, of de vrouw uit de
Melanesische archipel, Tahiti!, meneer
Stolk, prachtige mensen!', het klonk
bepaald dromerig.
Wij hebben over dat onderwerp een hele
poos gepraat, dat wil zeggen dat de pro
fessor de langste tijd aan het woord was.
In de daarop volgende vijf minuten werd
het onderwerp anatomie behandeld. De
laatste vraag aan mij gesteld, luidde:
'Bent U tevreden met een zeven?'
Wie zou dat niet zijn? dacht ik en ik wist
ook dat ik voor het candidaatsexamen
geneeskunde was geslaagd!
Wil je aan de weet komen of keuzes de
goede keuzes zijn, dan moet je je daar
mee confronteren, luidde een professora
le raad tijdens dat gesprek van ons.
Welnu, dat heb ik gedaan. Twee maal
ben ik voor een aantal weken naar
Zweden geweest. De eerste keer was
kort na mijn artsexamen. Europa was
toen nog volop in wederopbouw en een
ieder nam genoegen met een minimum
om het leven minimaal te leven en te
beleven. In Zweden echter, in die tijd kort
na de oorlog, mepte de rijkdom van dat
land en de mensen daar je in het gezicht.
In Zweden was de oorlog aan de mensen
voorbij gegaan en het land had volop
natuurlijke rijkdommen. De Zweden
waren rijk en een toerist met een tent en
een slaapzak was daar helemaal niet
welkom. Maar het idee van mij over mooi
blond en groot en blauwe ogen werd
daar toch wel bevestigd.
De tweede maal in Zweden was ik daar
met mijn gezin. Het zal begin jaren tach
tig zijn geweest. Nog steeds waren de
vrouwen daar mooi en blond, en groot en
sterk en nog steeds vond ik de Zweed
een chagrijn, onvriendelijk en weinig
behulpzaam. Het land is wijds en groot
en zeer groen in de zomer en een ieder
heeft daar de ruimte, ook de muggen. In
die wijdsheid kon je al krabbende, nau
welijks een benzinestation vinden.
Zweden liep toen voorop in de verzorging
van zijn invaliden en de steun die werd
gegeven aan de armen van dat land.
Maar wat heet arm, heb ik mij toen wel
afgevraagd. De rijken waren massaal het
land ontvlucht vanwege de belastingtarie
ven en de zogenaamde armen waren in
mijn ogen toch best wel rijk, maar dat
heeft dat land, de schatkist van dat land
niet zo lang meer na mijn tweede bezoek
nog kunnen dragen. Zweden was toen al
bijna failliet. Hoe rijk waren die 'armen'?
Tijdens mijn tweede bezoek logeerden
wij, mijn gezin en ik, in een groot en
schitterend en duur, zeer duur, hotel in
het merengebied, halverwege de stad
Malmoë en Stockholm. Met ons waren er
nog twee redelijk bejaarde Duitse echtpa
ren, die in dat hotel als toerist logeerden.
De rest van de kamers van het hotel was
verhuurd aan lichamelijk en geestelijk
gehandicapten en hun verzorgers.
Behalve dat de maaltijden immer en altijd
chaotisch verliepen omdat het lopend
buffet nauwelijks bereikbaar was voor
ons, door stuntelende invaliden en rol
stoelen, die kris-kras overal in de weg
stonden, waren ook andere zaken voor
de duur betalende toerist niet bereikbaar.
Van het zwembad kon geen gebruik
gemaakt, omdat de 'lol' was om met rol
stoel en al daarin te duiken. Ook nog
gekleed en wel. Ik heb dat enkele malen
van een afstand bekeken en gedacht,
zouden zij schoon ondergoed aan heb
ben?
Van slapen kwam niets. De zon ging op
die noorderbreedte nauwelijks onder in
de zomer en de Zweedse bewoners van
het hotel hadden de gewoonte om op het
grasveld rondom het hotel de nachten
door te brengen. Lawaai is voor die nach
telijke herrie een eufemisme.
Wij zijn uit dat hotel eerder vertrokken
dan de bedoeling was en wij hebben voor
dat eerdere vertrek geen restitutie ont
vangen. Nooit doen dus daar in Zweden,
vooruitje rekening betalen, je weet maar
nooit wat daar op de je vakantieweg
tegen kan komen.
Bij het vertrek heb ik de eigenaar van het
hotel gevraagd of hij bijzondere tarieven
had voor invaliden en hulpbehoevenden.
Daar was geen sprake van! ledereen
betaalde zo'n honderd-en-twintig gulden
per dag en per persoon voor een bed
met ontbijt en avondeten. Kinderen bene
den de twaalf jaar kregen korting, voegde
de man daar zuinigjes aan toe.
Zweden is net niet failliet gegaan door op
tijd zulke kostbare sociale en bovenmen
selijke goedertierendheid uit 's lands
begroting te schrappen. Net als Neder
land nu loopt Zweden nog steeds voorop
in de zorg en de behandeling van de
minst- en slechtst bedeelden. Echter
waar het geld vandaan moet komen,
heeft nog steeds niemand uitgevonden.
Maar wat de Zweden deden en nog
steeds doen voor hun misdeelden en
allerzwaksten in de samenleving dwingt,
zeker naar mijn gevoel, bewondering en
respect af. Er is daar in dit opzicht veel in
beweging. Maar wat men wil, dat kan
gewoon nu nog niet, net zoals hier in
Nederland. No money! Maar waar zit dat
geld? Wie heeft dat geld? Het geld waar
mee zoveel 'goeds' gedaan kan worden.
Overal en nergens! Ik heb nooit gedacht
dat zo een mallotige uitdrukking zo heel
waar kon zijn. Maar laat ik toch een
kwestie aanroeren, die absoluut, totaal,
noppes en geen sikkepit aan wereldse
belangstelling heeft en dan heb ik het
over de chronisch zieke mensen.
Daar hoefje beslist niet zielig of treurig
om te doen. Of hoofdschuddend te
bedenken wat een armzalig leven die
mensen hebben. Ach, zij leven hun leven
en proberen er van te maken wat er van
te maken is. Dat is meestal minder dan
niets maar op die wijze blijf je in leven en
kan dat miezerig leven geleefd worden.
De één leeft om vijftienduizend gulden
per tennislel te kunnen verdienen, de
36