17
Deel 5
Vicky Kaulbach
Vervolg BADEK
Daarna nam zij Jetje bij de hand en wist
het huis aan de voorkant te verlaten. Ma
en Jetje liepen zo hard als zij konden naar
de sinderan.
De bewaker, door de Ma naar de sinderan
gezonden, vluchtte langs de voorkant van
het huis weg. Om de sinderan te bereiken
moest hij door de kampong lopen. Voordat
zo'n brandkast open gaat, duurt het meest
al een tijdje. Terwijl de djahats De Pa aan
het krojokken (overvallen) waren, alar
meerde hij de bevolking, roepend:
'TOLONG. TOLONG! help, help! Zij nemen
het geld weg, dat jullie toekomt! Loop alle
maal naar de besaran met schoppen en
rieken en messen. Zij zijn jullie geld aan
het stelen. Toean kan jullie niet meer uitbe
talen.' Daarop rende hij verder naar de sin
deran.
Nancy sliep en werd wreed gewekt door
geklop op het slaapkamerraam. Een
zenuwachtige stem riep: 'N'Dörö, BANG-
GOEN (wakker worden)! Rampok!' Alle
kentongangs begonnen te slaan met vijf
snelle slagen, een enerverend en sinister
geluid, dat werd overgenomen door de
dichtstbijzijnde kampongs: Bók-bök-Hök-
bèk-bök- ja, dat was het signaal van ram
pok. Haastig klom Nancy uit het klamboe-
bed en schoot een duster aan en sloffen,
en riep naar de bewaker.
'Zodra ik het hoorde,' vertelde Nancy haar
verhaal vele jaren later, 'heb ik baboe met
Rijcke en Gees naar de schuilkelder in het
bos gezonden. Ikzelf ben met de bewakers
op de voorgalerij gebleven. Natuurlijk had
den wij 's nachts bewaking om het huis. De
wakils gaf ik order een groot vuur aan te
leggen. De kokkie, die in de kampong vlak
achter de sinderan huisde, werd opgetrom
meld. Zij zette direct koffie. Vlak daarop lie
pen Ma en Jetje de tuin in, totaal overstuur.
Je zat verstoken van elke communicatie.
Oma Moes mei haar eerste kleinkinderen Jesina Cornelia en Marijcke Victoria Kuneman,
Badek, januari 1941 (foto: Vicky Kaulbach)
De telefoon was kapot. Je hoorde of zag
niets meer op de onderneming en niemand
wist wat er met De Pa was gebeurd...'
Dat vernamen zij pas later en wel als volgt.
Even nadat Ma en Jetje waren ontvlucht,
drongen de rovers de slaapkamer van De
Pa binnen. Een hoge ruimte, waarin het
klamboebed als een hemelbed de kamer
vulde. Net van tevoren had De Pa de
brandkast in de slaapkamer laten zetten
naast de grote klerenkast. Er zat geld in
voor een paar maanden om zijn koelies uit
te betalen. Natuurlijk wisten de djahats
(rovers) dit. In Indië zweven de bedienden
als schimmen door het huis en horen en
zien alles. Niets ontgaat hen. Fluisterend
vertellen zij het verder in de kampong:
'Adoe, Simin en Pol en Ahmed hebben de
kast naar de kammar tidur (slaapkamer)
gesjouwd. Berat, zwaar van geld'. De Pa,
een grote, forse man, stond nu tegenover
een tiental van zenuwen gillende rampok-
kers, die geld eisten. Maar De Pa weigerde
de brandkast te openen. Daarop grepen de
bandieten hem en knevelden De Pa, bon
den zijn handen en voeten en hingen hem
aan zijn voeten op aan de bovenstang van
het klamboebed. 'BUKA BUKA! Open!'
wezen zij driftig naar de brandkast die tus
sen kleerkast en stilletje stond. Een vrese
lijke toestand. De Pa werd de bril van zijn
neus geslagen en hij kreeg een houw over
zijn arm. Opnieuw vorderden zij geld en
sloegen hem. De Pa gaf toe; hij kon niet
anders. Hij werd naar beneden gehaald.
Met vastgebonden handen, bijna blind
omdat hij zijn bril niet op had en nergens
kon vinden, probeerde hij het slot te ope
nen. Alles donker in de slaapkamer, geen
electrisch licht, maar olielampjes gaven
een flakkerend schijnsel. Eindelijk, na veel
gedraai en proberen, klikte het cijferslot
open. Als de bliksem vulden de onverlaten
hun zakken en hingen hem opnieuw op
aan de bovenstang als geschoten wild.
Ondertussen sloegen de kentongangs wild
door de nacht. De gealarmeerde kampong
bevolking rende de voortuin binnen en
drong schreeuwend het huis binnen. Zij
bereikten de plaats des onheils juist nadat
de boeaja's zich het geld hadden toegeëi
gend. Twee van de kètjoe (roversbende)
hebben zij te pakken kunnen nemen en
deze flink verwond met messen. Die twee
rovers moesten dus gegötongd (gedragen)
worden door hun kornuiten. Zij vluchtten zo
snel zij konden en verdwenen in de nacht.
Uren waren vergleden en in die tussentijd
vatte een van de bedienden van de besa-
an de moed om naar een onderafdeling te
open. Vlakbij Badek lag Djenkol, een
'ezelonderneming van de HVA met een
grote fabriek waar touw werd geslagen.
Daar belde hij de politie van Wates op en