Ode aan Bandoeng
r* ü*s i
J «te wm
Ik weet nog goed, hoe we als kinderen speelden
Op ons ruime erf en ons nimmer verveelden
En, in plaats van 's middags te rusten en stil te
zijn
Was het sluipen naar de dapoer en snoepen
roedjak, zo fijn!
Wat ouder geworden zijn de vriendjes gekomen
En werd je, onnozel nog steeds, toch al gevraagd
Met de lange jurk van zus, om ouder te lijken
Want in Elita mocht je op zestien pas kijken.
En dan heb je verkering, met tochtjes hier en daar
Naar 't meer van Tjileuntja en Batoe Djadjar
De frisse waterval van Dago en die van Lembang
En de luxe paleizen van Isola en van Han Eng
Kang
Een hoestbui bij je eerste Davros-je op Braga bij
Bogerijen
En duizelen bij je eerste 'glaasjein het I.R. onder
't vrijen
De jonge kerels sloofden zich uit en namen je
overal mee
En dan denk je aan 'goodnight sweetheartonder
Reverger...
Nog weer later in de Jaarbeurs om te dansen
En natuurlijk alle gelegenheid om ijverig te
chansen
Laat op de avond naar 't motorhuis met een man
of tien
Om de bravoure met de Harleys en de Nortons
te zien
Maar in de bezetting zaten we stilletjes alleen
Alle jongens weg en wij nergens meer heen
Je moest maar tjatoetten om aan de kost te raken
En van oude stoffen je eigen kleertjes te maken
Aan 't eind van de oorlog was er ook al geen rust
Allemaal naar Holland, ook al hadden we weinig
lust
Tja, 't is maar tijdelijk, we gaan gewoon met
verlof
Maar nu, na al die tijd, zitten we hier nog...
D.A. Visker
19
Benedeneinde van de Bragaweg, richting kruispunt met de Grote Postweg.