Paleis in Tenggarong (Koetei) gras ligt zodat we een beetje kunnen drinken' zei Erna. 'Vliegen zijn er in overvloed en vliegen zo als "vleesconsumptie" je mond binnen' merkte Beth op. 'Dus we kunnen beter niet met open mond ademen'. Inmiddels had Djenab een kuiltje met regenwater gevonden. 'Net genoeg om een beetje rijst te koken' zei ze. De 'kookattributen' werden tevoorschijn gehaald. Op twee rech te stenen met wat takken ertussen wilden ze de rijst in een blikje koken. Een klein vlammetje zocht z'n weg tussen de takjes en de 'maaltijd' kon bereid worden. Tussen de drie kanggovs- san kwam na verloop van tijd hoe langer hoe meer afstand. Ze liepen op blote voeten, omdat hun schoenen een te zwaar gewicht aan de voeten waren gewor den. 'Loop maar door' zei de zwakste van de drie, 'misschien kunnen jullie nog hulp halen'. Links en rechts van het bospad bevonden zich heuveltjes die een onwelriekende geur ver spreidden. Het waren doden die nog begraven moesten worden in een ondiep graf. Verderop lagen of zaten lijken tegen een steen of boom geleund, sommigen reeds half skelet, die ook een onaangename geur verspreidden. De laatst achtergeble vene deerde dit luguber aanzien niet meer. Voorbij de lijken zocht ze een grote steen uit, spreidde haar enig overgebleven bagage - een groengeverfde verpleegstersjurk - uit om er met haar niet meer schone groene battle- dress op te zitten. Ze had al besloten dat deze plek waarschijnlijk haar laatste rustplaats zou zijn. Hoe lang zat ze daar al? Het geluid van voetstappen doorbrak de junglegeluiden. Twee Japanse mannen kwamen aansloffen. Ze zagen het zielige figuurtje op een steen zitten. 'Kanggov- san' riepen ze als uit één mond. Kanggov- san gebaarde haar maar met rust te laten. 'Djalan teroes (loop maar door)', zei ze in het Maleis. Maar de mannen staken haar de lange stok waar hun bagage aan hing toe. Beth moest de lange stok aanpakken. Zo werd ze op- en voortgetrokken. Hoofdschuddend zei ze 'djalan teroes'. De man nen trokken haar voort. Strompelend en struikelend, soms val lend, bereikten ze uiteindelijk gedrieën een Dajaks dorp. Een oase in Borneo's bossen. De groep was er al. Emoties en tra nen kwamen los. De doodgewaande 'verloren dochter' was terecht. Deze merkte niet eens meer dat haar gezicht met kom kommer werd ingewreven en dat ze helemaal verzorgd werd. De volgevreten bloedzuiger aan haar been werd met tabak los gehaald. Ongelooflijk dat zo'n klein beestje een plas bloed heeft opgezogen en een littekentje achterlaat dat na 40 jaar nog te zien was. Uitgeput en aan het einde van haar krachten viel Beth als een blok in slaap. De Japanse redders had ze nooit meer gezien. Ze had ze graag willen bedanken dat ze de moeite hadden geno men haar leven te redden. Toen ze op die steen zat, voorbij die lijken, had ze zich al neergelegd bij de komst van Magere Hein. Maar het werd anders beschikt. Het Dajakse dorp aan de rivier Mahakam was een waar para dijs. De dorpsbewoners boden de 'vreemdelingen' eten, fruiten groenten in overvloed. Heerlijk, heerlijk vond iedereen. Pisang, sawoh, mangistan, manga, salak, advocado, papaja, allemaal uit eigen land. De salak, een peervormige vrucht met geschub de, donkerbruine schil, groeide als een heester aan de oever van de Mahakam. Hoe worden ze in hemelsnaam geplukt met al die grote krokodillen in de buurt? De groep knapte ziender ogen op door de goede verzorging en volop vitaminen. De vol gende dag vroeg in de morgen, terwijl iedereen nog sliep, klonk rumoer aan de waterkant. Opgewonden stemmen riepen: 'De oorlog is voorbij, de oorlog is voorbij!'. Een boodschapper uit Balikpapan vertelde dat de meisjes bevrijd zouden worden door de geallieerden. Er is een verzoek gekomen allen te evacueren naar het stadje Tenggarong, verder de rivier af. Er werden voor bereidingen getroffen en op een dag was het zover. De schoon zoon van het dorpshoofd organiseerde roeiboten met de beste roeiers die ze tot hun beschikking hadden om de evacuatie vlot te doen verlopen. Want op de rivier dreigde niet alleen gevaar van de krokodillen maar ook draaikolken van de Mahakam waren zeer verraderlijk. En wie anders dan deze dorpelingen, die de riviergevaren kenden, zouden ze het beste kunnen omzeilen. Tenggarong bleek een sultanstadje te zijn. De sultan had een heuse kraton. Dit Oosters paleis deed even denken aan Ali Baba en de veertig rovers of Alladin en z'n olielampje. De rimboe van Borneo zat vol verrassingen, vonden de meisjes. Het reddingsteam kwam en organiseerde voorlopig voor de meisjes, zolang er geen KPM- schuit ter beschikking kwam, om op kantoor of in het hospitaal van Tenggarong te werken. In het hospitaal werd een gewonde man binnengebracht. Men zei dat hij door een orang- oetan aangevallen was. De man had zich vastgeklemd aan de borst van het grote beest zodat de wonden min of meer beperkt bleven. De andere dorpelingen joegen de aap met lawaai van blikken en tonnen weg. 'Ik begin te geloven dat een beschermengel met ons meegereisd heeft' zei Beth. De anderen knikten stil. Grappig was, dat een van de meisjes ten huwelijk gevraagd werd in Tenggarong door de Prins. Hij had in Nederland gestu deerd en sprak vloeiend Nederlands. Eindelijk was het zover dat een KPM- schuit met geallieerde bemanning beschikbaar kwam om de meisjes naar Balikpapan te evacueren. Alles verliep vlot en er heerste een vreugdevolle sfeer. Vaarwel Tenggarong. Toch was het net alsof een stukje van henzelf in de rimboe is achtergebleven. Terugdenkend aan de afgelopen ervaringen, de natuur, het Dajakse dorp, de kroko dillen, al het fruit en de groenten, dan de bevrijding... Goed, de scherpe kantjes zijn eraf, maar er waren ook donkere en pijnlij ke kanten geweest. Van de groep meisjes waren er enkelen die de bevrijding niet meer hebben mogen meemaken. Overleden aan de gevolgen van eerder genoemde calamiteiten. Werken en leren, maar vooral overleven was hun belangrijkste ervaring geweest. Balikpapan was veranderd in een zinken koepelvormige stad met grote leeftenten. Een totaal andere oliestad om te zien dan vóór de vlammenzee. Met een totaal andere sfeer. Het hospitaal van de Militair Geneeskundige Dienst bestond geheel uit Amerikaanse koepelvormige zinken hutten. Het verblijf van de medische staf bestond uit grote leeftenten. Zo ook de verblijven van de geallieerden. Alleen de soos stond nog voor een deel overeind. Daar werd iedere zaterdag gedanst. De oorlog is voorbij, ledereen geniet van de vrijheid en alles wat er te krijgen en te eten is. Een nieuwe levensperiode breekt aan. Mw. L. Valkenhoff- Marcus 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 21