31
gemaakt had. Soms zag ik haar een paar
dagen niet. Dan bleek later dat ze ziek
geweest was. Ze verdiende niet genoeg
voor zichzelf en mijn twee zusjes.
Daarom kwam ze iedere maand geld ha
len. Ik herinner me dat ze zat te wachten
op een bank voor de bediendenvertek-
ken. Soms duurde 't een hele middag
voordat Endah haar het geld overhandig
de.'
'Was Endah de vrouw die je vader er in
het begin van hun huwelijk bijnam?'
onderbrak ik haar. 'Het moet voor haar
heel pijnlijk geweest zijn.' Het was enige
tijd stil, voordat ze zei: 'Tot mijn zesde
jaar wist ik niet beter dan dat Endah mijn
moeder was. Bij toeval hoorde ik een
gesprek tussen mijn ouders, dat nogal
hoog opliep. Die dag zat ik in de kamer
aan tafel te werken, toen ze achter elkaar
luid schreeuwend binnenkwamen. Het
was alsof ze elkaar achterna zaten. Ik
hield me heel stil, maar ze letten niet op
mij. Ze hadden wel vaker ruzie. Dan sloot
ik me op in mijn slaapkamer, stopte mijn
hoofd onder het kussen om ze niet te
horen en begon hardop te tellen. Maar uit
die kamer kon ik niet weg. Ik begreep
niets van wat ze zeiden. Later hebben de
pembantu's me verteld dat Lara mijn
moeder was en dat ze tijdelijk ergens
anders woonde.
Op een keer was ik toevallig vroeg uit
school gekomen, toen ik Lara zag lopen.
Ik besloot haar achterna te gaan, hoewel
ik wist dat ik iets deed dat verboden was.
Ik wilde weten waar ze woonde. Toen ze
me zag, maakte ze bezwerende gebaren
en zei me naar huis te gaan. Ik mocht
niet met haar mee. Ik voelde het als een
afwijzing, hoewel ik later begreep dat ze
doodsbenauwd moet zijn geweest. Ik ben
huilend weggerend. Thuis werd ik
bestraft. Maar het kon me niet schelen. Ik
wilde Lara niet als moeder. Ik wilde haar
nooit meer zien. Het is niet'meer goed
gekomen. Ik ben van mijn moeder ver
vreemd geraakt.'
'Weetje nog iets van haar toen ze in het
huisje aan de lapangan woonde?'
'Alleen dat ze iedere avond na zonson
dergang, uit angst voor de dolende gees
ten, naar de nonnen ging in een naburig
klooster.'
'Was dat Johannes de Deo?'
'Ja, het bestaat nog steeds.'
Ze kon me verder niets meer vertellen. Ik
bedankte haar voor het onderhoud en
nam afscheid. Met een becak liet ik me
naar het Johannes de Deo rijden.
Ik rekende af met de becakman en belde
aan. De overste was zuster Josefa. Ik
werd naar haar toe gebracht in de refter
en we hadden een geanimeerd gesprek.
Ik vroeg haar of er ooit een zuster
Theresia in het klooster was geweest of
mogelijk nog was. Ze vertelde me dat
zuster Theresia inderdaad meer dan der
tig jaar in het klooster'gewoond had,
maar dat ze met 'pensioen' was en was
verhuisd naar een andere plaats. Ik kreeg
een beschrijving van haar adres, bedank
te Josefa en ging naar huis. Morgen zou
ik haar gaan opzoeken.
Die avond las ik op mijn kamer de brieven
en stukken door die ik indertijd had
geschreven naar aanleiding van Lara's
ontslag op het Talencentrum. Ik haalde
kopieën tevoorschijn van twee brieven,
die ik in '91 en '92 aan de heer Duncan
had geschreven. Hij was deskundig op
het gebied van systematisering en zou op
het Talencentrum komen om de biblio
theek van een nieuw systeem te voor
zien. Hij kende Lara van enkele vorige
bezoeken en was geheel op de hoogte
van de gang van zaken op het
Talencentrum.
12 november 1991
Zeer geachte heer Duncan,
Hierbij neem ik de vrijheid u te schrijven
over de uiterst wankele positie van Lara
op het Talencentrum. Ik ben een vriendin
van haar en maak me zorgen. Van het
begin af waren erzoals u ongetwijfeld
zult weten, moeilijkheden tussen haar en
het echtpaar Siti en Subroto. Die moeilijk
heden zijn de laatste tijd alleen maar toe
genomen. Er is geen enkele samenwer
king meer mogelijk. Het lijkt wel of ze
doelbewust bezig zijn haar weg te wer
ken. Hij is erop uit om Lara met zijn vul
gaire uitlatingen te vernederen en maakt
opmerkingen tegen haar waar anderen bij
zijn, waar ze zich intens voor schaamt.
Het lokt reacties uit, die haar in diskrediet
brengen. En daar ben ik bezorgd over.
Onlangs was er weer zo'n incident.
Soebroto had de ladder die hij moest
gebruiken om een neonlamp te herstellen
die het de avond tevoren had laten afwe
ten vlak tegenover haar bureau gezet en
was er toen opgeklommen. U kunt zich
voorstellen hoe zenuwachtig ze werd van
die man boven haar. Ze kon de lade van
haar schrijftafel niet open krijgen. De
sleutel moest er op een bepaalde manier
ingestoken worden. Ze riep een van de
jongens te hulp. Er lopen daar van die
jongens rond om te vegen en te poetsen
of andere diensten te verrichten. Toen zei
Subroto van bovenaf: 'Als je hem wat
streelt, komt hij er vanzelf uit.' Dat hij
zoiets tegen haar zei, daar schaamde ze
zich voor. Het is toch met een bepaalde
bedoeling dat die dingen gezegd worden.
Er zijn voortdurend ruzies, waarbij zelfs
een enkele keer de politie betrokken
wordt. Zoiets doet de naam van het
Talencentrum geen goed. De directeur
geeft haar geen steun. Hij is vrijwel nooit
op het Talencentrum, omdat hij kantoor
aan huis houdt. Hij is alleen bij belangrij
ke gebeurtenissen aanwezig. Het contact
tussen hem en Lara verloopt via commu
nicatieschriftjes, die om 1 uur p.m.
gebracht, om 4 uur p.m. opgehaald, ver
volgens om 7 uur p.m. weer gebracht en
de volgende dag voor 9 uur weer opge
haald worden. Het gaat over allerlei
lopende zaken, maar op 15 oktober staat
er dit: 'Waarom moet ik vrijaf hebben als
ik nog zoveel boeken af te maken heb?'
De directeur antwoordt hierop: 'Wegens
voorbereidingen voor een lezing in een
van de leeszalen in het Talencentrum is
donderdagmiddag a.s. vrij. Alleen dege
nen die een taak te vervullen hebben en
geschikt zijn voor de hun opgelegde taak,
moeten present zijn. Dit is alles, verder
niets. Ik neem alleen het nodige aantal
geschikte helpers. Teveel overbodige
mensen geeft maar gezeur. Daar moet
het Talencentrum absoluut van gevrij
waard blijven. Soebroto heeft er helemaal
niets mee te maken. En verder zit er hele
maal niets achter. Je wordt niet geweerd.
Je bent toevallig alleen maar niet nodig.'
Hieruit blijkt haar angst, overal buiten
gehouden te worden. Ze wordt gezien als
een 'Londo' een orang Belanda, zowel op
haar werk als in de kampung. Daarom zal
ze voortdurend moeilijkheden blijven hou
den. Op 10 november schrijft Lara: 'Ik
werk gestadig door. Er kwamen boeken
van het hoofdkantoor tussen, naast het
routinewerk. Het neemt tijd in beslag om
alle boeken van rug-labels te voorzien.
De kaarten heb ik uit de Manillakartonnen
gesneden. Dat heb ik thuis gedaan. Er
zijn zevenentwintig boeken op de kleine
tafel, die ik er speciaal voor heb neerge
zet. Vijf ervan zijn al uitgeleend. Zoëven
heb ik Siti voorgelegd dat ze me kan hel
pen met het inschrijven van de boeken.
Met mijn aanwijzingen. Maar ik hoop dat
zij en Soebroto niet denken, dat ze mijn
werk kunnen overne men. Zo ben ik
bereid hen te helpen, zonder dat ik hun
werk annexeer. Zou ik a.u.b. ingelicht
mogen worden als er maar de minste ver
andering komt in het Talencentrum? Het
voorkomt agitatie vanwege mogelijke pro
vocatie.'
Bijgaand stuur ik u nog enkele pagina's,
waarop ik speciale gebeurtenissen op het
Talencentrum, die op de band zijn vast
gelegd, heb opgetekend. Ik hoop dat ik u
met dit alles voldoende op de hoogte heb
gebracht en dat u uw invloed kunt aan
wenden om het tij nog te keren.
Met de meeste hoogachting,
Diah.
Wordt vervolgd