Over dyslexie, verdringing en de realiteit.
door J.A. Stolk, huisarts
Dyslexie is een leesstoornis. De woorden
die een zin vormen worden niet herkend
en van lezen brengt men dus niets
terecht. Het lijkt erop alsof kinderen met
zo'n leesstoornis niets is te leren, maar
niets is minder waar. Bij die slecht lezen
de kinderen zijn ettelijke knappe bolle
tjes. Jarenlang weten deze kinderen hun
leesstoornis verborgen te houden omdat
zij ongewild zichzelf een formidabele
geheugentraining hebben gegeven.
Zinnen, hele bladzijden worden onthou
den en men leest alsof het gedrukt staat.
Uiteindelijk vallen zij toch door de mand,
wanneer hen de bladzijde niet eerder is
voorgelezen.
Mijn oudere broer was er zo ééntje en hij
was dus in de ogen van zijn onderwijzers
een domme jongen.
Nog altijd en nog zo goed kan ik mij de
wanhoop van mijn moeder herinneren,
die urenlange leessessies hield met de
arme knaap. Tenslotte werd ik erbij
gehaald om de pijn van boeng te
verzachten. Nu waren er immers twee
slachtoffers.
Voor mijn twaalfde jaar hadden wij
gedrieën van Alexandre Dumas De drie
musketiers gelezen en het vervolg daar
op Twintig jaar later. Het boek Alleen op
de werelds/ond ik een lamlendig verhaal.
Niets om erbij te snotteren om de zielige
knaap Remy. Dat verhaal over honden
en een aap en een barse man met een
baard en teisterende armoe zou ik als
knaap van deze tijd hebben gekwalifi
ceerd als stom.
Stom vond ik ook mijn broer en mijn pes
terijen eindigden altijd in een bloedneus
en een blauw oog van mijn kant.
Later, veel later vertelde mama ons, dat
zij dacht dat de leesstoornis van broerlief
zijn oorzaak vond in het feit dat wij bei
den, toen wij voor het eerst naar school
gingen, op je zevende jaar gebeurde dat
toen, geen woord Hollands spraken.
Javaans of maleis werd er thuis gespro
ken, onder elkaar met Pa, Ma en de
bedienden.
Mijn vader had de theorie dat je een
andere taal het beste kon leren spreken
door van vakmensen onderricht te krijgen
in die nieuwe taal en om op die wijze die
andere, die nieuwe taal vlekkeloos te
spreken en net zo in die andere taal te
schrijven. Van de ene taal in de andere
dus.
Het gevolg was dat wij in het eerste jaar
op school een origineel soort petjoh spra
ken, waar niemand uit wijs kon worden.
De oude heer, die beste man had het
over vakmensen, maar die waren er toen
net als op de dag van nu met schijnwer
pers niet te vinden.
Spreken, lezen en schrijven in ABN heb
ben wij onszelf bijgebracht. Moeilijk en
met moeite maar wij hebben het niet
onaardig gedaan, denk ik.
Op school werden wij bekeken en behan
deld als een soort onwezenlijke rariteiten,
zowel door de onderwijzers als de leerlin
gen. Ik heb daarom aan de
Genteng-school niet al te beste herinne
ringen. De donkere haren van broerlief
en van mij staken nogal schril af tegen al
die blonde koppen daar op die school,
neem daarbij dat grandioze petjoh van
ons en er was reden te over om elke dag
een fikse knokpartij met je buurman op
de schoolbank te krijgen. Er waren vele
van die vechtpartijen. Vele gescheurde
kleren, vele schrammen en blauwe plek
ken. Dat zijn de zaken die ik mij voorna
melijk herinner uit die lagere schooltijd.
Hoe dan ook, in de tweede klas spraken
mijn broer en ik redelijk ABN, alleen van
lezen bracht broer Wim niets terecht.
Dat euvel van hem is op de één of ande
re wijze 'vanzelf verdwenen. Wij hebben
ons niet erin verdiept over het hoe, wat,
waarom en op welke wijze. Wij waren
enkel dolblij dat 'hef weg was. Mijn broer
was geen dolenthousiast mens van de
letteren. Een boek lezen, dat ging nog
wel, maar schrijven, zelfs een kort briefje
was hem teveel. In elk geval heeft hij zijn
studie in Delft tot mijningenieur afge
maakt. Hoe hij dat voor elkaar heeft
gekregen, heb ik hem nooit gevraagd en
waarom ook zou ik dat doen?
Boengetje, zoals ik mijn oudere broer
tussen de vechtpartijen door wat liefko
zend heb genoemd, zal nooit een auteur
zijn geworden en dat is maar goed ook.
In vele en andere opzichten zijn wij nu
veel wijzer geworden en knapper ook.
Vooral knapper, slimmer. Over vele
zaken weten wij nu veel meer, ook over
dyslexie. Daar zijn ettelijke handboeken
over gepubliceerd. Kinderen met dyslexie
hebben een handicap, een tijdelijke han
dicap. Voor velen behoort herstel tot de
mogelijkheden. Een rest-defect blijft
soms bestaan maar dat is hanteerbaar.
De dyslexie van mijn broer zou nu wel
licht dysanagnosis worden genoemd,
jawel zo noemen ze dat, de dames en
heren specialisten, echt waar maar
'what's in a name?', hebben we al eens
eerder gezegd. Hier is dan sprake van
een woordblindheid, daar is mee te leven
en kan door de persoon met dat euvel
zelf worden gecorrigeerd, in het meren
deel van de gevallen althans.
Zo zie je maar 'gaat vanzelf over' kan
gebeuren en heeft reden van bestaan en
er zijn vele dingen en zaken die vanzelf
kunnen over gaan. Of heet dat gewen
ning? Aanpassing?
Helaas zijn er nogal wat zaken waar het
niet zomaar en vanzelf overgaat. Vele
ernstige ziekten bijvoorbeeld, waar
patiënt en omgeving een stevig robbertje
moeten knokken en blijven vechten om
zo'n heel andere situatie de baas te blij
ven. Om zo opnieuw een menswaardig
leven te kunnen opbouwen. Anders maar
wel als mens tussen de mensen. Wil het
van mij aannemen, dat is een situatie, die
je zelfs je ergste vijanden niet gunt.
Mijn heimwee naar vroeger gaat nooit
over. Je kan daar kritiek op hebben, het
een onbenullige zaak vinden en het badi
nerend nostalgie noemen. Maar ik kan de
mensen niet meer tellen, die daar ten
lange leste aan ten gronde zijn gegaan.
Wie zal zeggen dat een probleem van
derden een onbenullige zaak is?
Mijn verdriet door vroeger gaat nooit
over.
Mijn verdriet en mijn verlangen, para
doxen in mijn heimweezijn mijn houvast
om te overleven en dat geldt voor vele
anderen. Degenen, die daaraan knagen
zijn gevoelsarm of hebben oogmerken
om ten koste van dat verdriet de schijn
werpers te halen. De schijnwerpers van
de meute.
We hadden het over gewenning en aan
passing. Welnu, nogmaals mijn heimwee
naar vroeger gaat nooit over en aange
past ben ik alleen in sociaal- economi
sche zin. Dat kan een ieder, die van de
Goede Heer een redelijk stel hersens
heeft meegekregen. De schaakstukken
horen in de juiste opstelling te worden
geplaatst en de rest komt met enig
nadenken 'vanzelf.
Voorspoed, tegenslag, gezondheid en
ziekte; vreugde en verdriet dat alles is
ons karma en soms het onafwendbare
noodlot.
Dat denken, zoals hierboven geformu
leerd kan je het amateuristisch wijsgerig
36