denken van de eenvoudige ziel noemen. Het is een wijze van overleven en heeft helemaal niets van het 'quasi' of 'would be' of 'oostindisch' wat leken filosofen ervan maken. Je kan je afvragen of leesblindheid tot de pathologie van de ziel behoort, een ziek te is, zou best kunnen. Het ook willens en wetens niet kunnen of willen lezen, het niet willen begrijpen door vooroordeel wat anderen hebben te vertellen of geschreven hebben vanuit ellendige ervaringen, is een ziekte, een vorm van leesblindheid. Maar wellicht moetje enkel dat lezen wat je lezen wil en dus begrijpen, datgene watje vatten kan, desnoods met tegenzin en dan al! De rest verdring je, stop het maar ergens weg. Wij allen weten van zulke dingen en zaken, die voorbij zijn gegaan, maar nooit vergeten kunnen worden en dus verdringen wij die. Verdringing is dan een goede manier om te compenseren. Het leven moet verder geleefd worden, moet leefbaar blijven. Wij verdringen om te overleven. Verdringen, aanpassen, verder leven. Van het verdringen van meegemaakte en beleefde narigheid word je gek zeggen de medici van de ziel, maar volgens mij is het een heel gezond mechanisme om jezelf tegen 'gekte' te beschermen in de acute fase en dan is verdringing daarom dus ook zinvol. Onbewust heb je voor jezelf uitgemaakt: Later gek worden kan nog altijd. Zoals bij vele zaken heeft ook hier de realiteit méér dan één zijde. Aanvaarden van al dat doorgemaakte leed is een onmogelijkheid. Het verdrin gen van die zaken heeft zijn consequen ties, het is een verblijf in 'nacht en nevel'. De benaming is een vinding van de Duitse SS. Deze wisten voor hun duivel se pesterijen de mooiste namen te bedenken. Leesblindheid en verdringing zijn begrip pen van relatieve aard, een vooronder stelde realiteit. Daarom dus ten dele waar. Sinds Einstein weten we dat alles relatief is, ook de realiteit. De kosmos en ons kleinburgerlijk denken zouden ons niet moeten of kunnen bedreigen. Het dyslectische kind kan in deze tijd heel goed van zijn handicap worden afgeholpen. Is zoiets niet mogelijk, wel, dan is daar maar één reden voor en dat is een budgettaire. Er zijn teveel kinderen met ernstige en minder ernstige lees- moeilijkheden en te weinig leerkrachten die getraind zijn in geven van extra aan dacht aan zulke kinderen. Wanneer in onze dagen geen hulp, elke soort van hulp, kan worden geboden dan ligt dat niet aan onkunde, onwil of de werklust van de hulpverlener maar dan is het geheid een centen-en-dubbeltjes kwestie en dat maakt toch bezorgd. Poen, poen, poen, zong Wim Sonneveld, het is een heleboel watje met poen kan doen. De vraag is of onze gezondheid, het mens waardig kunnen leven van ernstige zie ken en gehandicapten, ten koste moet gaan van al die nieuwe en weer hervon den politieke items, zoals onze politieke hobbyisten dat nog wel eens plachten te noemen. Eén geluk, ik heb in de partij programma's (nog) niet kunnen lezen: Alles gaat vanzelf over! Het is géén flauwe onzin van mijn kant wanneer ik stel dat veel vanzelf overgaat maar je kan er niet op blijven wachten. Tijd mag, wanneer een oplossing moge lijk is, nimmer verloren gaan. Therapie gestart in een vroeg stadium van ziekte is winst en nog eens winst en dat geldt voor alle vormen van ziekte. Wat erbij hoort is een vroege diagnose van ziekte: Niet ziek, mogelijk ziek, wel ziek, dat moet snel en vroeg worden vastgesteld. Een droge, irriterende hoest die weken aanhoudt is geen rokershoest of een (lichte) ontsteking van trachea of de bronchiën, wat dan heet een tracheo bronchitis. Naar de dokter! Een kind van vijf a zes jaar, dat twaalf maal valt tijdens het spel, tegen een a tweemaal van het vriendinnetje of vriend je, is geen kind welke niet oppast en daarom telkens weer struikelt. Naar de dokter! Ma of Pa, die elke keer weer 'zomaar' dingen uit de lucht laat vallen is geen oude sufferd maar er is iets mis met de motoriek van de vingers van de oude mensen. Naar de dokter! Zo zijn vele voorbeelden te bedenken. Wanneer naar de dokter? Daar geldt een gulden regel voor: Wanneer de attente en zorgzame omgeving een afwijking van het gemiddelde vindt dan is onderzoek noodzakelijk. De omgeving zal het gemiddelde meten naar eigen dunk en deze is meestal aan de late kant. Zulks is mijn ervaring en die kennis heb ik mij in het verloop van 30 jaar medische profes sie met enige schade en schande eigen gemaakt. 'Alles kan en niets hoeft', is een stelregel van professor Boerema, een groot chirurg en een zeer menselijke arts, die ik van hem geleerd heb. 'Niets aan de hand' kan pas gezegd worden na her haaldelijke onderzoeken en wat dat kos ten mag, daar heeft de patiënt geen boodschap aan. Helaas is de realiteit, waar dit stukje ook over moet gaan, een bittere. De ziekte blijkt in een deel van de gevallen een noodlottige. De zieke moet opnieuw leren leven, anders, door de ziekte wordt het leven anders. Een ander leven en zeker een veel moeilijker leven. Het beleven van de dingen van alledag is een totaal andere. Familie en vrienden kunnen dit andere leven met de zieke samen delen, althans de emoties die de ziekte met zich meebrengt kunnen worden gedeeld. Het verdriet wordt er niet minder om en de ellendige situatie aanvaarden is een onmogelijkheid. Maar door het samen delen wordt die ellendige situatie bespreekbaar en daarom (soms) beter te dragen. Ik ben niet de brenger van goede raad en daad. Een groot deel van mijn leven ben ik de brenger van het slechte nieuws geweest. Duizend doden zou ik reeds gestorven zijn wanneer nog steeds zou gelden dat je de brenger van het slechte nieuws de kop moet afhakken, zoals dat in 'die goede oude tijd' gebruikelijk was. Nu krijgt de brenger van de slechte bood schap het wat subtieler voor zijn kiezen, heel vervelend en ook pijnlijk soms. Ook dit is een realiteit, hoewel ik daar, de ver wijten en het venijn ervan, nooit iets van begrepen heb. Een andere realiteit is het verdwijnen van de levensbedreigende ziekte, zomaar gekomen en zomaar weer verdwenen. Onbegrepen, maar toch zó! Waarom, waardoor, laat maar! Weg is weg. Het kan de djamoe van de Njonjah zijn geweest of de dame of heer, die dat door handoplegging voor elkaar heeft gekre gen. Bedenk zelf nog maar een paar van die 'wonderen'. Heel prozaïsch denk ik aan een foute diagnose. Foute diagnose, geestelijke schade door de dokter en daar kan je behoorlijk voor 'bloeden'. Maar de ziekte is weg en de eerder genoemde professor Boerema had de filosofische stelling, voorzover iets bestaat: Alles wat helpt heeft gelijk! Zo is dat wis en waarachtig! Heimwee, nostalgie. En nu niet verder zeuren! Maar dan toch nog even het volgende. In dit Holland is best te leven. Prachtig land, aardige mensen. Marsman dichte over zijn Holland: Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan. Je ziet het gewoon voor je. Christine d'Haen schreef een paar versregels over de winter in Holland: Zwaar graan gegist tot bijtende genever, bruin graan gebakken tot ruig rogge brood. Aardappelen, dof, melig en nog rokend alles gehuld in walm van pijptabak. En haring. Dan, ja dan knijpt mij de ziel samen en ik denk: Geef mij maar nassi koening in de tuin van Oma in Djember. 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 37