(slot)
LARA
Diah
27 februari 1992
Zeer geachte heer Duncan,
Sedert uw vertrek vorig jaar lijkt alles in
een stroomversnelling te zijn geraakt.
Eind januari is de yayasan door de direc
tie bijeengeroepen en u zult zich niet ver
bazen over zijn besluit om de samenwer
king met Lara te beëindigen. Enkele
dagen later ontving zij de brief waarin
haar de beslissing van het bestuur werd
meegedeeld, haar per 1 februari 1992 te
ontslaan. Haar handelswijze heeft, aldus
de brief, schade toegebracht aan de
goede naam van het Talencentrum. Haar
werd ook verweten indertijd een brief te
hebben geschreven buiten de directeur
om aan een hoge autoriteit van het
hoofdkantoor, de heer Ellenbrooks, waar
in beschuldigingen stonden aan het adres
van de directeur. Lara heeft in het begin
van haar aanstelling inderdaad een ver
trouwelijke brief geschreven aan de heer
Ellenbrooks, die desondanks op het
bureau van de directeur belandde. In die
brief verweet ze de directeur laksheid met
betrekking tot het regelen van een
arbeidscontract. Verder vroeg ze om een
jobdescription. Het is allemaal in de
ontslagprocedure tegen haar gebruikt. Uit
humanitaire overwegingen is haar drie
maanden salaris uitbetaald, wat voorna
melijk is opgegaan aan ziekenhuiskosten.
Ik stuur u hierbij de tekst van de banden
waarop ik Lara's verhaal heb vastgelegd.
Onder dankzegging voor uw aandacht
verblijf ik,
met de meeste hoogachting,
Diah.
"Om verschillende redenen heb ik ervan
afgezien je te schrijven over de moeilijk
heden die ik heb met de mensen met wie
ik moet samenwerken in de bibliotheek.
Het komt erop neer dat de toestand
steeds slechter wordt. De wrijvingen met
Soebroto en zijn vrouw zijn twee jaar
geleden al begonnen in het oude
gebouw. En met de verhuizing zijn ze nog
toegenomen.
Die verhuizing was erg vermoeiend; we
werkten van 9 tot 1 uur en van 4 tot 7.
We gingen helemaal niet naar huis. We
kregen geen lunch en moesten zelf voor
ons eten zorgen. Het was erg vermoei
end, al die boeken naar beneden halen.
En alle ondergeschikten waren erg moe.
Ik heb altijd medelijden met hen en neem
wat meer voedsel mee om dat onder hen
te verdelen.Maar dat kon ik natuurlijk niet
iedere dag doen. Op zekere dag kreeg ik
onenigheid met Siti omtrent de dozen
voor de verhuizing. Deze Siti is erg bazig
en die wil altijd alles voor zichzelf heb
ben. Ze wou de dozen die ik van de
Directeur had gekregen voor haar eigen
boeken hebben, die eigenlijk minder
belangrijk zijn omdat ze niets met de
lezers te maken hebben en ze alleen
maar in de kasten zitten.
Nu in elk geval altijd is er zo'n geïntrigeer
en dan krijg je Soebroto die zich ermee
bemoeit en haar helpt. En ik sta altijd
maar alleen. Niemand wil aan mijn zijde
staan, want naar de woorden van een
van de jongens is het zo, dat niemand
herrie wil hebben met hem. Maar ik vecht
innerlijk en uiterlijk. En probeer tussen
door de vrede te bewaren. En dan zeg
gen ze omtrent mij ook nog dat ik hoog
moedig ben. Ik weet niet wat ze daarmee
bedoelen, maar het is wel zo dat ik niet
met me laat sollen. Misschien is dat wat
ze bedoelen met hoogmoedig zijn. Bij de
verhuizing had ik alles al klaar en ik dacht
niet beter dan dat we naar het nieuwe
gebouw zouden gaan. Maar het duurde
nog een week voordat Mr. Ellenbrooks
van het hoofdkantoor kwam, die alles zou
regelen. Eigenlijk wil Soebroto het op zijn
manier doen en ik had niets te zeggen in
dat nieuwe gebouw. Dus toen Mr.
Ellenbrooks van het hoofdkantoor mij
hielp met het uitpakken en sorteren van
de boeken, raakte hij geïrriteerd door
Soebroto die zo koppig deed. Hij wou de
boekenrekken op een bepaalde manier
hebben terwijl Mr. Ellenbrooks het op zijn
manier wilde doen. En toen werd hij echt
boos Mr. Ellenbrooks. En altijd vroeg hij
mijn opinie dan, al was het alleen in een
oogopslag of zo. Dan schudde ik altijd
mijn hoofd. 'Ik heb niks te zeggen', zeg ik
dan altijd. En dan was die Siti er altijd bij,
alhoewel ze dan niet meegeteld werd
door deze Mr. Ellenbrooks. In elk geval,
op een keer, het was op het eind van de
week en Mr. Ellenbrooks zou terug gaan
naar Surabaya. Maar hij heeft die zondag
nog doorgewerkt, omdat ik ziek was
geworden op zaterdag. Het koud zweet
brak me uit en ik kon gewoon niet
ademhalen zo gezien en toen zei de
directeur: 'Het koud zweet breekt haar uit'
en hij raakte in paniek, maar deze Siti en
haar man die gingen de achterdeur uit
en zij heeft mij gewoon uitgelachen en
dat heeft Mr. Ellenbrooks ook gehoord.
Hij kon daaraan zien hoe ze tegenover
mij stonden. Maar eigenlijk trok hij mijn
partij. Hij wist hoe de vork in de steel zat
en dat gaf me de moed om later een brief
te schrijven die mijn ondergang delfde.
De bedoeling was een jobdescription te
vragen waarin mijn taken, rechten en ver
antwoordelijkheden op schrift te zien zijn,
opdat ik met een gerust hart mijn dage
lijkse werkzaamheden kan vervullen en
niet in angst hoef te zitten dat mijn taken
geannexeerd worden. Ik vraag me af
welke positie ik toch heb dat ze zo tegen
mij optreden en me zelfs bevelen geven.
Ik ben ook niet te spreken over de wijze
waarop Soebroto tegen me tekeer gaat in
het bijzijn van lezers.
"Ik wou met haar samenwerken bij het
indelen van de boeken, maar dat wou ze
niet...Ze wou persé een eigen aandeel
hebben in de bibliotheek. Dat was het
eigenlijk. Nou, ik voelde me eigenlijk
gewoon in een hoek gedrukt in mijn posi
tie. En toen ik haar op een goede manier
zei, dat ze de boeken opzij moest doen
die weggegooid zouden worden, want ik
moest die weer sorteren, toen zei ze dat
dat later zou gebeuren. Maar dat is
natuurlijk dubbel werk! Het is toch beter
dat je ze meteen opzij doet! Nou ze wou
in ieder geval niet hebben dat ik dat, zelfs
dat, tegen haar zei. Dat beaamde zij.
Alsof ik de directeur was, de hogere
tegen haar speelde. En dat was niet mijn
bedoeling. Ik wou heel graag met haar
samenwerken. Maar zij wou niet. Zij wilde
't op haar eigen manier doen. Terwijl ze
toch niets weet van die boeken. Toen ik
daar in het begin kwam, wist ik ook nog
niet veel. Maar ik ging naar de universi
teitsbibliotheek en daar ben ik getenteerd
door een van die heren, een zekere drs.
Wijaya. En die paar keren dat ik daar
kwam, waren genoeg voor mij om een
beeld te hebben van hoe je dat allemaal
moet doen. En dat gaf mij ook zo'n grote
verantwoordelijkheid, omdat ik wist wat er
allemaal mee samenhing. En daarom
voelde ik mij misschien, zonder dat ik het
wist superieur. En dat is ook zo, want zij
weet helemaal niets van het bibliotheek
wezen af. En er valt nog veel te leren.
Zelfs in mijn geval valt er nog veel te
leren. Maar ik deed zo goed en zo kwaad
als het ging. In elk geval, ik deed m'n
best. En toen ik 't haar zei over die boe
ken, toen wou ze 't niet hebben. Toen zei
ze: 'Ik heb je niet gevraagd om me te hel
pen.' Want ze had 't erover dat ik geen
dankbaarheid toonde. In elk geval, van 't
een kwam 't ander. En toen ging ze zelfs
naar mij toe. Ik weet niet wat ze mij wou
doen. In elk geval ging ze me uitschel
den. Ze zei, ja wat zei ze ook alweer? 'Je
bent gek.' En dan later: 'Nee, je bent niet
gek, je bent een duivel', zei ze, 'Kamu
Satan.' Toen vergat ik mijzelf en zonder
dat ik het wist, schoot mijn hand uit en
sloeg ik haar in het gezicht. Ik had er
geen spijt van, want het gaf me een groot
gevoel van opluchting. Van al dat opge
kropte leed, zal ik maar zeggen, van al
19