VANAF DE ZIJGALERIJ
Gay Paree
GREET GAUDREAU
De Canadese schrijfster Mavis Gallant
was meer dan 30 jaar gevestigd in Parijs.
Het was haar tehuis, zij schreef er haar
ongewone korte verhalen, zij is er overle
den. Eens werd haar bij een interview in
Canada gevraagd waarom Parijs zoveel
voor haar betekende. Men kan zich de
lichtelijk afkeurende toon van die vraag
indenken: hoe kan iemand Parijs verkie
zen boven Montreal of, de hemel verhoe
de het, boven Toronto de Brave? Mavis
Gallant had maar één tegenvraag nodig:
'Have you ever been in Paris?' Bent u
ooit in Parijs gewéést?
De vraag verklaart meer dan een hele uit
leg. Ze zegt feitelijk: 'Als je ooit in Parijs
bent geweest zou je begrijpen waarom ik
juist daar wil wonen.' Dat geldt natuurlijk
niet voor iedereen en zelfs Gallant heeft
een zo bijzondere, typisch Angelsaksi
sche kijk op Parijs en Frankrijk over het
algemeen, dat de niet- Angelsakser zich
afvraagt wat haar dan eigenlijk aan de
Fransen bindt.
Parijs dat onbeschrijfelijk is, is bepaald
niet aan te duiden met het bekende idiote
'Gay Paree'. Als je als vreemdeling wer
kelijk Parijs wilt leren kennen kan je het
beste rustig op een of ander eivol terras
gaan zitten, met mensen pal tegen je
elleboog aan die niet zomaar vrolijk of het
moet een bus vol Hollandse toeristen zijn.
De Franse terrasmensen om je heen zit
ten de krant te lezen, te soezen boven
een drankje of energiek te praten. Je
komt er het beste in als je je koest houdt,
luistert en kijkt. Je moet Fransen, ook al
drommen ze nog zo dicht om je heen,
geestelijk veel elleboogruimte geven,
vooral op eigen terrein. Je moet eerst
laten zien dat je je plaats weet.
Het hotelletje, Le Chat Noir geheten, dat
zo weggelopen is uit de Maigret- boeken
van Simenon, doet er op z'n Frans niets
aan om indruk te maken, maar je kunt er
gemakkelijk thuis raken. De hal is onaan
zienlijk; op een huiselijke sofa ligt een
zwarte kat, als reclame voor het hotel. De
barman maakt heel gewoon café au lait
voor je, want de bar daar is niet alleen
voor alcoholische dranken en 's morgens
geeft hij je net zo gewoon hete mierzoete
chocola. Na een wilde nacht van onge
remd geros, gerij, getoeter en ge
schreeuw op straat legt hij uit dat
Frankrijk net een belangrijke wedstrijd
van Spanje heeft gewonnen. Typisch,
niet het Franse elftal heeft gewonnen,
maar 'la France'. Net als in Holland waar
met de koninklijke verjaardagen nauwe
lijks een vlag te zien is, maar waar het je
oranje voor de ogen schemert gedurende
de Europese kampioenschappen. Zelfs
schoothondjes hebben dan een oranje
strik op de eigenwijze kop.
In het hotel ligt op de trap een gevaarlijk
versleten traploper, er zit zelfs een gat in,
maar in de Franse stijl stap je om het gat
heen zonder te veel zorgen over een
andere onoplettende gast die wel eens
de trap af zou kunnen denderen. Voor de
badkamer moetje een etage hoger, maar
je kamer is brandschoon, met een helder
geboend bidet triomfantelijk op de ere
plaats. Het schoonhouden wordt gedaan
door de moeder van de hotelhouder die
zonder groet of blik door de gangen mar
cheert met een oude sloof als een slavin
achter zich aan.
Je moet het de Parijzenaars niet kwalijk
nemen dat ze vreemdelingen nauwelijks
een blik waardig keuren. Wanneer Parijs
vroeger of later je eigendom is geworden,
wil je ook iedereen die er geen aanslui
ting mee heeft, die er niet in past, weg kij
ken; je bent jaloers op je bezit. Van de
Champs-Elysées tot de achter straatjes
van Montmartre, van de verborgen, stille
kerkjes tot het Quartier Latin, van het
Louvre tot Père Lachaise hoort het alle
maal aan jou, tenminste zo voelt het.
Ed du Perron was een van de weinige
Indische mensen die Frans georiënteerd
was. (Hij heeft wel altijd vermeden zich
zelf Indisch te noemen). Intiemer dan
Mavis Gallant hoorde hij thuis in Parijs,
want Parijs eist een totale acceptatie die
Gallant, ondanks haar genegenheid,
maar getrouw aan het Angelsaksische in
haar, net niet kon geven. Dadelijk op de
eerste bladzijde van Het land van her
komst heeft Du Perron het over 'het lelijke
station Montparnasse', voor hem een
'vertrouwd huis...alsof een noodlot dat mij
vervolgde door dit onverwachte bolwerk
zou worden gestuit'. Hij was, als bij een
thuiskomst, meteen vertrouwd met een
gebouw dat toch plomp en lelijk was; het
ging om de acceptatie, niet om uiterlijkhe
den.
Dat is zo vreemd van Parijs: je moet,
nederig en gewillig, de eerste stappen
(willen) doen, maar soms word je meteen
zomaar ingelijfd.
8