Dr. Roesia door Aneas Alzabidi We noemden hem dokter Roesia, de dok ter met het geheim. Zo vijftig jaar terug in het verre Indië konden wij, kinderen, zijn ware naam niet uitspreken. De letters van zijn naam en beroep op het verroeste geëmailleerde bord waren anders wel duidelijk zichtbaar: RÜSCHE, arts. Hij was onze buurman. Wij woonden in Solo, een verschoten en vale stad, uitge bleekt door de zon, stof en hitte. De ver harde weg voor ons huis eindigde bij de dokter en ging dan over in een smal paadje dat in de bush-bush van de kamp ong verdween, opgeslokt door groen en duisternis. Ook het huis was nauwelijks zichtbaar door de totaal verwilderde voor tuin. De dokter had niet veel patiënten en legde nooit visites af. In geval van nood - mijn jongste broertje leed aan een vallen de ziekte - kwam hij wel eens bij ons. Hij was dan kortaf, gromde wat binnens monds, krabbelde na onderzoek een recept neer en verdween gehaast naar zijn woning terug. Vader kreeg nauwelijks tijd om hem te bedanken. Maar onvrien delijk was de dokter niet. Wij mochten van onze ouders nooit over hem praten. Ook niet om moeder opge wonden te vertellen als er toch in een gesloten andong een bezoekster was gekomen die snel in het huis verdween en wat later, bleek en meestal onder steund, in het zelfde rijtuig werd binnen- geholpen. Men fluisterde dat deze Belanda uit Duitsland kwam, daar plotseling weg moest en nooit meer terug kon komen. Noemden wij hem daarom Roesia, wat in het Indonesisch 'geheim' betekent? Hij had toch immers een geheim dat nie mand mocht weten? Hij had geen vrouw, geen kinderen met wie wij konden spelen, en geen vrienden op de Soos 'de Harmonie', waar hij trou wens nooit kwam. Op straat mompelde hij vaak in zichzelf en als hij dacht dat niemand hem kon zien, gebaarde hij ook nog met zijn handen. Zijn blik was meest al afwezig, alsof de wereld om hem heen niet bestond. Vreemd vonden wij zijn pianomuziek, zijn eeuwige spel op het klavier in de avondu ren, dat soms duurde tot vroeg in de och tend. Aangezien wij met open ramen slie pen, voorzien van stevige tralies of blin den om eventuele inbrekers buiten de deur te houden, drong de muziek van dr. Roesia door tot onze slaapkamers, gemengd met andere geluiden, zoals van de miljoenen krekels, het ruisen van de boombladeren in onze tuin, het klagen en steunen van de bamboebossen van de kampong achter ons huis. De tropen nacht draagt het geluid ver. Iedere avond weer, als de schemer weg moest vluchten voor de duisternis, de muskieten bij duizenden de huizen bin nen kwamen vliegen, de mu'adhin (gebedsomroeper) vanuit de nabij gele gen minaret de gelovigen tot de avondbe de opriep, moeder zwijgend het huis doorliep met haar wierookvat om alle kwade geesten te verjagen, hoorde je de pianomuziek van dr. Roesia. De klanken waren er opeens en leken van nergens te komen. Langzaam zweef den de tonen onze achtertuin binnen, zoals wierookslierten in het huis. Als rijpe vruchten bleven ze hangen aan de zware takken van onze mangga- en avocado bomen, waarin wij ons de ganse middag Tarzan waanden. Voor ons waren deze klanken een teken om zo gauw mogelijk onze schuilplaatsen in het groen te verlaten. Wij vluchtten het huis binnen en zochten bescherming bij Ijem op de achtergalerij in de bijgebou wen. Niet bij moeder, want intussen had zij zich haastig teruggetrokken voor haar avondgebed. Met haar hoge nasale stem reciteerde zij zachtjes voor zich uit de heilige verzen uit de Kor'an, een zangerig gezoem als om de muskieten te over stemmen. Maar Ijem wou ons best bij zich hebben om ons te beschermen tegen de avond en ook een beetje tegen de betoverende en hallucinerende muziek van de dokter. Zij vertelde ons verhalen, die zij kende van een dalang, de leider van het rondrei zende wajang koelit- en gamelan gezel schap. De pianotonen konden ook vrolijk naar ons toe huppelen, steeds met dezelfde en herhalende refreinen. Wij hoorden dan grappenmakers uit de oude sagen van de Ramayana. Maar als de muziek ons wat treurig maak te en wij een raar gevoel van binnen kre gen, had Ijem het over Gatot Kotjo, de verliefde prins, die zijn geliefde uit de handen van de boze reuzen moet bevrij den met hulp van de god Ardjoena. Het was net of Ijem zelf een dalang werd bij de muziek van dokter Roesia, zo gebaar de zij met haar armen en wiegde zij met haar lichaam. Zij deed de bewegingen van de wajangpoppen na. Eens op een avond stond ik op de achter galerij van de dokter, terwijl hij bezig was met zijn spel. Ik moest een drankje halen. De open veranda was nauwelijks gemeu bileerd: een tafel met een marmeren blad en een schommelstoel ernaast, een tikar (matje) waarop een vrouw zwijgend sirih kauwde, de piano met de dokter. Een zwak roodachtig schijnsel van een kale peer verlichtte de ruimte. Toen de dokter mij zag, hield hij op met spelen en keek mij zwijgend aan. Ik durf de hem niet aan te kijken en wendde mijn blik naar de grond, waar ik met mijn grote teen gedachtenloos figuren in de zanderi ge grond tekende. Opeens vroeg hij mij of ik zijn muziek wel mooi vond. Ik haalde mijn schouders op zonder op te kijken en zei dat ik dat niet wist. Hij glimlachte en zei dat het niet gaf. 'Soedah, tida apa-apa'. (Nou ja, het geeft niets) 'Ini musik orang miskin' (miskin arm). Waarom zei hij dat? Zou dokter Roesia het echt arm hebben of was de muziek bedoeld voor arme mensen, zoals voor Ijem bijvoorbeeld, die geen geld had om selamatans met echte gamelans en dans te houden waar dan iedereen welkom was? Het was waar dat de muziek van de andere en rijkere belanda's heel anders klonk, wanneer je langs de soos in de binnenstad liep op zondagavonden. Ook leek zij in niets op de Arabische muziek van onze bruiloften en besnijdenisfeesten of op het Chinese geschetter tijdens de begrafenisstoeten. Je kon haar zeker niet vergelijken met de bronzen tonen van de gamelan, die klonk als er in de kampong achter ons huis een selamatan werd gegeven, waar Ijem en wij urenlang naar konden luisteren. Maar toch kon Ijem net zo goed op de muziek van dokter Roesia haar poppen, die zij met haar handen uitbeeldde, tot leven brengen, als de dalang deed met zijn wajang koelit. Op een dag, vlak voordat de Japanners het land binnenvielen en er oorlog was, kwamen vreemde heren de dokter opha len. Was het omdat hij Duitser was die inderdaad geheimen kende of kwam het door de vreemde bezoeksters in de gesloten rijtuigen? Wij hebben hem nooit meer teruggezien en zijn muziek nooit meer gehoord, hier niet en ook niet in de landen waar ik later als man geweest ben. c®= Lees verder op blz. 43 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 9