CODIAEUM CROTON
DOOR NETTY SELDER
Krabbloem en Wonderstruik
Poering
Familie: Euphorbiaceae Wolfsmelkachtigen
Poering zoals de plant in Indonesië wordt
genoemd is daar een algemeen bekende
struik die praktisch in iedere tuin te vin
den is. Meestal vóór het huis. Men zegt
dat de Poering boze geesten weert.
Inheems in de Molukken, nu overal in tro
pische landen te vinden waar ze een
makkelijke plant is; ze houdt immers van
heldergroen gestippeld, groene bladeren
met gele strepen, donkerrode, rose of
oranjeachtig met gekleurde vlekken. De
bladeren zijn kort gesteeld, leerachtig,
wasachtig glanzend. Sommige bladeren
hebben een aanhangsel.
De bloeiwijze is onbeduidend en klein. De
Bloeiende lak en zaaddoos van Croton
melksap bevat zes tot acht procent looi
stoffen. De bladeren en de zaden bevat
ten waarschijnlijk giftige eiwitten, maar
minder dan bij de Ricinis (Jarak). Het
kauwen op de bast, wortelen en bloemen
veroorzaakt een brandende pijn in de
mond. Toch worden jonge scheuten van
bepaalde soorten gekookt of gebakken
gegeten. De giftige oliè die uit de zaden
wordt verkregen is een sterk werkend
laxeermiddel. Aan jonge kalfbuffels die
mager zijn worden héél fijngemaakte
twijgjes gegeven'. Het wekt de eetlust op
bij deze dieren én het is tevens wormver
drijvend. Wortels en bast schijnen ook
bepaalde geneeskracht te bezitten. In tro
pische landen worden de bladeren voor
versieringen gebruikt bij feesten, cere
moniën en voor offerandes.
vochtige warmte.
In de 19e eeuw werd ze voor het eerst in
Engeland ingevoerd, omstreeks 1810. De
planten werden alleen in kassen ge
kweekt en alleen gedurende de zomer
maanden in de kamer gezet. In de loop
der jaren zijn er veel variëteiten ge
kweekt. Deze soorten zijn sterker dan de
oorspronkelijke plant. Maar een vochtige
lucht blijft noodzakelijk. In Zuid-Amerika,
met name Brazilië, zijn er 300 soorten.
Als Poering niet gesnoeid wordt kan deze
struikboom vijf meter hoog worden. De
bladeren zijn naar de soort zeer verschil
lend. Er zijn soorten met grote en met
kleine bladeren, lancetvormige, eironde,
lijnvormig, gelobd en eikebladachtig. De
bladkleur is vrij variabel, zoals geel met
plant draagt gescheiden mannelijke en
vrouwelijke bloemtrosjes, geelgroen
gekleurd. De mannelijke bloeiwijze hangt
licht voorover en de bloempjes hebben
vijf kleine, vóór de bloei dakpansgewijze
geordende blaadjes, afgewisseld met
kliertjes en vijftien tot dertig lange opval
lende meeldraden. De vrouwelijke bloei
wijze staat rechtop en is nog onopvallen
der dan de mannelijke. De vrouwelijke
bloempjes hebben meestal geen kroon-
bladen.
Zoals bij zoveel wolfsmelkachtigen zijn de
zaden gekenmerkt door een driehokkig
vruchtbeginsel met drie stempels die tot
doosvruchten uitgroeien en in drie delen
uiteenvallen.
Het sap (getah) van de plant is giftig. Het
Als kamerplant was ze vroeger bekend
onder de naam 'Croton'. Tegenwoordig is
de naam 'Codiaeum' meer in gebruik. De
planten hebben als kamerplant enige
zorg nodig. De meestal koele en droge
atmosfeer van de kamer kunnen ze
slecht verdragen. De Codiaeum moet een
constante warme en vochtige tempera
tuur hebben, veel licht en mag niet in de
trek staan. De potgrond moet vochtig blij
ven en de temperatuur minstens zestien
graden zijn. Ideaal is in de zomer 20 tot
22 graden en 's winters zestien tot acht
tien graden. Jonge planten moeten tegen
felle zon beschermd worden. Oudere
planten kunnen wel tegen felle zon; de
bladeren kleuren intenser. Staan de plan
ten te donker dan verfletsen de kleuren.
De Codiaeum moet iedere dag besproeid
worden, liefst met regenwater. Door lei
dingwater kan de plant witte kalkvlekken
op haar bladeren krijgen. Laat men het
23
Op Sulawesi Celebesvindt men veel Poering op de erven. Bewoners plaatsen deze beplanting als mogelijke
afweer tegen boze geesten.