In Memoriam Dr. O. de Raadt Jr. (1907-1994) O door M.J. de Raadt-Apell 16 Itto Lodewijk Edmond de Raadt jr. werd op 12 oktober 1907 in Banjoe Biroe (Ambarawa) geboren als zoon van Otto Lodewijk Edmond de Raadt sr. (hun gelijke namen hebben heel wat last veroorzaakt) en Louise Johanna Wilhelmina Charls. Zijn vader, Otto de Raadt Sr. is op dat moment Officier van Gezondheid bij het KNIL. In 1909 verhuist de familie naar Long Iram op Oost-Borneo, 200 kilometer stroomopwaarts aan de Mahakan. Maar al in 1910 verhuist Ot met zijn familie naar Semarang. Daar wordt zijn broer Frits geboren. Zijn vader gaat hier van het KNIL over naar de Burgerlijk Genees kundige Dienst. Als in 1911 de pest uit breekt en zijn vader wordt aangesteld als leider van de pestbestrijding vindt er opnieuw een verhuizing plaats. Ditmaal naar Malang. Voor zijn buitengewone ver diensten bij de bestrijding van de pest wordt Otto de Raadt sr onderscheiden met de Orde van Oranje-Nassau. In 1913 is de familie weer terug in Sema rang, waar Otto naar de lagere school gaat. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt gaat de familie De Raadt naar Nederland, tot september 1916 wonen ze in de Van Bevemingkstraat in Den Haag. In juni 1918 keert de familie terug naar Nederlands-lndië. Ot maakt in Sawah Loento op Sumatra de lagere school af en doet er toelatingsexamen voor de HBS. In 1920 gaat hij in Bandoeng naar de HBS en woont hij in vijfjaar tijd in vier verschil lende kosthuizen. Ondertussen wordt zijn vader overgeplaatst naar Ungaran bij Semarang. In 1925 gaat Otto voor de tweede keer naar Nederland, naar Leiden om medicij nen te studeren. Na zeven jaar behaalt hij het artsexamen. Al zijn examens (kandi daats- doctoraal- en artsexamen) wor den cum laude gehaald. Aangezien hij had gestudeerd met een beurs van de overheid, betaald door het departement van Oorlog, moest hij naar Indië om een aantal jaren voor het leger te werken. De overheid heeft hem echter om financiële redenen niet willen uitzenden. Er wordt een afkoopsom van 1000,- aangebo den. Otto weigert en ontvangt een (royaal) wachtgeld. Otto de Raadt als eerste luitenant in 1937 In 1933 huwt hij Antoinette Hermans. Toevalligerwijs komt Otto bij het specia lisme K.N.O. terecht. Na zestien maan den wordt hij opgeroepen voor Indië en direct geplaatst als K.N.O. arts. Eerst anderhalfjaar in Batavia (met particuliere praktijk) en daarna als Officier van Gezondheid in Tjimahi, waarbij hij 's mid dags een particuliere praktijk in Ban doeng hield. In 1939 wordt een zoon geboren, Peter. Als in december 1941 de oorlog met Japan uitbreekt wordt De Raadt aange steld als hoofd van een veldhospitaal. Na de capitulatie verblijft hij als krijgsgevan gene in verschillende kampen. Eerst in Bandoeng, waar een hele stadswijk tot kamp is gemaakt, later een halfjaar in Batavia. Tot aan het einde van de oorlog zou Otto in Pakan Baroe op Sumatra blij ven. In 1946 gaat hij voor de derde keer naar Nederland. Hier wordt zijn tweede zoon, Frits, geboren. De Raadt wil terug naar Indië maar wordt voorlopig nog niet goed gekeurd. Hij schrijft een artikel over zijn geneeskundige ervaringen opgedaan in de kampen: 'Pellagra in the oto-neurology and rhino-laryngology (De invloed van pellagra op dat deel van het zenuwstelsel dat te doen heeft met keel-, neus- en oorkunde)'. Pellagra, veroorzaakt door B2-tekort, was voor Indië een nieuwe ziekte. Beri-beri door B1-tekort was wel bekend. Van professor Van Gilse kreeg hij de raad dit artikel verder uit te werken en hierop te promoveren. Dit gebeurde en eveneens cum laude. In 1950 wordt hij goedgekeurd en vertrekt hij naar Bandoeng. Hier werkt hij enige tijd voor de Indonesiërs, terwijl hij er tege lijkertijd een praktijk heeft. Terug met verlof in Nederland scheidt hij van zijn vrouw en trouwt met Margareta Apell. Nog datzelfde jaar keert hij terug naar Indonesië. In de periode tot 1957 neemt de druk van de Indonesiërs op de Nederlanders toe. Alle Nederlanders moeten min of meer gedwongen repatrië ren. De Raadt vestigt zich voorgoed in Nederland in 1958, in Lochem, en begint daar een praktijk. In 1960 wordt hem een hoogleraarschap aangeboden door de Indonesiërs, maar daar voelt hij niets voor. Na de beëindiging van zijn praktijk in 1969 houdt hij zich bezig met jagen, lezen, tekenen en schilderen, maar de medische wetenschap zou tot de laatste dag van zijn leven zijn volle belangstelling houden. In 1984 ondergaat hij een operatie aan zijn maag en moet hij nabestraald wor den. Deze behandelingen redden zijn leven, maar Ot is daarna nooit meer de oude geworden. Gedurende de laatste tien jaren van zijn leven ging zijn lichame lijke toestand gestadig achteruit, maar zijn geest heeft er niet onder geleden. Op 1 oktober 1994 beëindigt Daan Voute, zijn huisarts en vriend, zijn praktijk en neemt hij in de Grote of Gudulakerk in Lochem, afscheid van patiënten en vrien den. Ot is voorzitter van het comité dat dit afscheid verzorgt en maakt zich klaar om de openingsspeech te houden. Plotseling wordt hij onwel, toeschietende artsen kunnen alleen zijn dood constateren. Ot stierf in het harnas, temidden van vrien den met zijn vrouw naast zich. De crematie had plaats in besloten kring op 6 oktober in Dieren. Voordien was er een condoleancereceptie en een afscheidsdienst in de Gudulakerk in Lochem. Hij lag opgebaard op enkele meters van de plaats waar hij gestorven is. De vele bloemen getuigden van de genegenheid en vriendschap die men hem toedroeg. De baar was bedekt met een dodot, een vorstelijke kain, die bij bepaalde gelegenheden aan het hof gedragen werd. Dit was een geschenk aan Ot van een Jogyase prins, die hij goed gekend had.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 16