Wij wensen u Prettige feestdagen en
een Voorspoedig 1995!
BIJ DE VOORPLAAT
Deur open duwen
Deze tekst stond vroeger op een bordje op onze voordeur.
Toen die oude kromgetrokken voordeur zo'n acht jaar
geleden vervangen moest worden, werd het bordje niet op
de nieuwe deur overgezet. Iedereen wist het inmiddels, de
Moessondeur stond immers altijd open. Als die deur eens
praten kon en zou vertellen wie er zoal de laatste dertig
jaren over de drempel is geweest, zou zij zeggen 'Wie
niet?', om een lang verhaal kort te maken. En als de deur
op zaterdagavond of zondag eens niet opengeduwd kon
worden, werd er nooit geschroomd om gewoonweg aan
te bellen. Dan werd er wel open gedaan, want er woonde
immers altijd wel iemand boven, en het zou toch wel eens
privé kunnen zijn. Vaak stond er dan een groepje mensen
dat verbaasd zei: 'Lóh, bent u niet open?'
'Nee mevrouw, nee meneer, het is toch zaterdagavond?'
"Ja, maar wij komen helemaal uit Australië!' (of: hele
maal uit Rijswijk!)
'O, ja, nou goed dan, wat kan ik voor u doen?' Wantje
stuurt iemand niet zomaar weg. Men werd altijd binnen
gelaten, te woord gestaan, geholpen. En Indische gastvrij
heid of niet, soms was het wel eens verrekte vervelend
ook, vooral als men na vijven binnenliep, een donker en
verlaten kantoor aantrof, en vervolgens maar naar boven
liep, 'hallo, hallo!' roepend. Men trof dan vaak Tjalie of
Lilian aan in de keuken, die achter het fornuis in een wad
jan aan het gorengen waren, met het geluid van de elektri
sche gitaar van mijn broer op de achtergrond. Vervolgens
kwam de stompzinnige opmerking 'Bent u al gesloten?'.
'Ja, eigenlijk wel' werd er dan vriendelijk geantwoord,
terwijl onder ons de beschuldigende blikken over en weer
gingen wie of er nou weer was vergeten het haakje uit het
slot te halen.
'We hebben hier nooit eens privacy!' mopperde ik in
mijn tienertijd regelmatig, 'kunnen we niet ergens anders
wonen?' 'Ach jij!' werd er dan met een handgebaar terug-
gemopperd. Nu weet ik wel beter. Nee, dat kon gewoon
niet, punt uit. Kantoor aan huis, dat was de enige manier
om te overleven bij Moesson. Wat zoveel betekent als dag
en nacht door kunnen gaan, zoveel mogelijk uren in het
werk stoppen, liever gezegd, leven en werken waren met
elkaar verstrengeld, alles onder een dak. Onze jassen hin
gen aan dezelfde kapstok als die van de bezoekers en
medewerkers, we dronken koffie uit dezelfde koppen, ons
huisvuil werd gedeponeerd in dezelfde vuilnisbak of -zak.
Dertig jaar lang.
Volgens buitenstaanders was die open deur gewoon de
duivel verzoeken. Iederéén kon toch zomaar binnenlopen,
want zelfs de hond blafte logischerwijs op het laatst niet
meer, alleen nog maar wanneer er 's avonds aangebeld
werd. We waren naiëf, op het fatalistische af. Toch werd
er in al die jaren maar twee keer 'ingebroken'. En we
waren nog stom- en stomverbaasd ook. Wie zou dat nou
doen?? We kenden toch alleen maar goed volk, en is het
niet bovendien voor Indische mensen vanzelfsprekend dat
men te allen tijde bij elkaar kan binnenlopen zonder onbe
scheiden te zijn?
De tijden zijn veranderd, voor u en ook voor Moesson. De
deur staat natuurlijk nog wel open, maar alleen maar tij
dens de kantooruren. Wie na die tijd nog aankomt, al
komt hij of zij van een andere planeet, heeft pech, ook
wanneer wordt aangebeld. We zijn een 'echt' bedrijf
geworden, na vijven worden de deuren goed afgesloten en
we rijden naar ons eigen huis, buiten Den Haag zelfs. Op
de Prins Mauritslaan 36 in Den Haag wordt alleen nog
maar gewerkt, op alle verdiepingen. Een goed teken, zou
men kunnen zeggen. Volgens de Gemeente Den Haag
niet. Er moet immers gewóónd worden. Maar we kunnen
niet, ook niet om de Gemeente Den Haag haar zin te
geven, de klok terugdraaien. We zijn uit onze jas
gegroeid, we moeten eruit, binnen een bepaalde tijd. We
gaan verhuizen! Wanneer? Waarheen? Daar leest u in de
volgende Moesson meer over. Voorlopig wil ik het hier
bij laten. Want eerst krijgen we nog Kerstmis, ja toch?
Het is nu nog oud, en nog geen nieuw. Ik wil eerst nog
even stilstaan bij onze oude vertrouwde voordeur,
waaraan voor het laatst (en trouwens ook voor het eerst)
een Kerstkrans hangt. De krans die zegt dat het een
'thuis' is, zij het niet meer voor diegenen die daar hun
dagen doorbrengen, maar wel voor al diegenen die de
Moessondeur altijd en altijd hebben kunnen vinden.
Ik wens u allen goede, onvergetelijke Kerstdagen.
Vivian Boon
Directie en medewerkers van
Indisch tijdschrift MOESSON