J w Dit is het tiende artikel uit een reeks ontleend aan het dagboek van G. Servaas, die tussen 15 april en 4 mei 1992 een flora- en faunareis maakte over Java. Pangandaran Oosterstrand van Pangandaran 22 april werden wij vroeg - om half zes - gewekt door onze buurman Arie om de zonsopgang te kunnen zien. Ons terras aan de achterzijde van het appartement keek uit op de Indische Oceaan en lag op het oosten. Het beloofde een rustige dag te worden in Pangandaran, een rustiek vissersdorpje gelegen op een landengte die het vasteland verbindt met het schier eiland Cagar Alam Penanjung, een natuur- en wildreservaat met een omtrek van tien kilometer en ca. 530 ha groot; het hoogste punt ligt op ongeveer 100 meter. In dit wildreservaat leven herten, buffels, stekelvarkens, slangen, pauwen en vooral veel apen. Ons hotel ligt aan het Oosterstrand, het z.g. vissersstrand, waardoor we niet alleen uitzicht hadden op de oceaan, maar ook, rechts van ons, op het schier eiland. Even later zagen we de zon inder daad als uit de zee oprijzen, je zag daar de hemel openbreken in roze en gouden glanzen. De zee werd lichter en ver weg in het oosten dook de vurige rand van Matahari op, langzaam oprijzend, tot een rode vuurbol die heel even boven de hori zon leek te zweven, aarzelend nog of hij zijn weg langs de hemel zou vervolgen. En dan schuiven wat kleine wolken slierten langs, immers de westmoesson is nog niet geheel op zijn eind, maar even later is de zon weer in zijn volle glorie te zien. De combinatie van de bruisende golven van de branding, de op en neer wiegende vissersprauwen, het geritsel van de palmen in de wind en de gouden randen aan de wolkenslierten doen mij naar de camera grijpen om het beeld vast te leggen, voor later. De landengte waarop het dorp ligt, blijkt maar smal, zo'n 300 meter. Het ziet er precies uit zoals ik mij een dessa in mijn herinneringen had voorgesteld; kleine huisjes opgetrokken uit bambu en bilik met atappen daken en hier en daar wat warungs en een enkel winkeltje dat boven de status van een warung was uit gegroeid, in hoofdzaak bedoeld voor toe risten, die op het laatste moment dus toch in de verleiding komen een zwem pak of ander nuttig textiel aan te schaf fen. Verder langs het strand nog meer kleine warungs met, hoe kan het anders, bos- en zeevruchten: klappers, vooral veel klappers, vis, kreeften en krabben, schit terende schelpen in allerlei vormen en voorwerpen gemaakt van die schelpen. Men vindt er kauri's (Cypraca), ook wel kieuwslakken of porceleinslakken genoemd. Het is een buikige, geelachtig witte schelp, die veelal als sieraad, maar in sommige delen van Irian Jaya en ook in West-Afrika, (ik heb ze gezien in het rijk van de Ashanti in midden-Ghana), ook wel als betaalmiddel worden gebruikt. Ze zijn door de golven blinkend glad gepolijst. Dan zien we ook de kegel vormige Conus, wit of bruin gevlekt uit het geslacht Murex, dicht bezet met fijne ste kels en talloze andere soorten. De Conus wordt in Nederland ook wel de purperslak genoemd, omdat het dier bij de kieuwen een vocht uitscheidt, dat door de buiten lucht purperrood wordt. Even later maken we de wandeling naar het reservaat langs het Oosterstrand en de visafslag. Ik kon me hier niet aan de indruk onttrekken dat de visvangst van die nacht vrij armzalig was. In de netten langs het strand zagen we ook veel afval dat in de oceaan niet thuis hoort. De kust van het schiereiland is omzoomd door vriendelijke zandstrandjes, wit, grijs of zwart, afhankelijk van de hoeveelheid vul kanisch materiaal. Op sommige plaatsen zijn deze stranden bezaaid met ruwe brokken koraal. Deze stranden zijn een paradijs voor de verzamelaar van schel pen. Hier en daar liggen violetgekleurde schijven met kleine gaatjes, ovaal gevormd, de skeletten van zeeëgels die door de vloed zijn aangespoeld. De zeeëgels zelf, die je dikwijls in de plassen op het strand aantreft, zijn gevaarlijke schepsels, want ze zijn gewapend met zwarte stekels die pijnlijke wonden kun nen veroorzaken. Hier en daar groeien kasuarisbomen, de laagland cemara's; de bossen hebben een vrij spaarzame onderbegroeiing, men vindt alleen dichte bosjes Lantana, die een heerlijke geur verspreiden. Langs het bewoonde 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 32