O enige afstand. Koloniaal gedrag? Wel ja en waarom niet? En vertel mij eens, is het nu anders in Wassenaar, Heemstede-Aerdenhout, in Bloemendaal of bij de very rich in het Gooi? Toch en helaas heeft dat 'goede leven' zijn tol geëist en heer Otto heeft die betaald. Hij ging moeilijk lopen, had dan veel pijn in zijn benen. Hij ging steeds slechter zien en in de avond was hij nagenoeg blind. In het donker zag hij niets meer. Schrammen en kleine wondjes wilden niet meer genezen. Althans heel moeilijk. Af en toe was hij flink suf en apathisch. Geringe inspanning maakte hem snel kortademig en kreeg hij pijn op de borst. Altijd was hij dorstig en het vele water, dat hij dronk, gaf hem soms het gevoel uit elkaar te zullen barsten. Aan nachtrust kwam hij niet toe, omdat hij dan zovaak plassen moest. Meneer Otto had suikerziekte, dat wist hij nog niet, maar dat hij ziek was, wist hij maar al te goed, want zijn sigaren smaakten hem niet meer. Suikerziekte krijgen op oudere leeftijd - zeg de vijftigplussers - noemen wij nu de diabetes-2. De niet insuline-afhankelijke diabetes wordt deze vorm van suikerziek te ook wel genoemd. Dit in tegenstelling tot de z.g. insuline-afhankelijke diabetes, de diabetes-1Deze vorm van suikerziek te, ook nogal eens de juveniele vorm genoemd, komt voor bij jongere mensen, is erfelijk en kent vele onvoorziene com plicaties. Die complicaties zijn ook heel ernstig. Wij kennen nu vele soorten insuline. De humane insuline, d.w.z. uit mensen ver kregen, de runderinsuline en de varkens- insuline. Op een gegeven moment kan het zo worden dat voor al het insuline in de wereld geen mensen, geen varkens, geen runderen meer beschikbaar zijn. Men heeft nu kans gezien door DNA-manipulatie van bepaalde colibacte- riën, deze de humane insuline te laten produceren. De wijze van toedienen van de insuline gebeurt nog altijd per injectie. Maar de techniek ervan is veel verbeterd. Dunnere naalden, betere injectiespuiten en de insuline kan nu in veel kleinere hoeveelheden worden toegediend. De patiënten hadden - nog niet zo lang geleden, tien jaar misschien? - palmgro- te en keiharde onderhuidse plekken, daar waar men zichzelf regelmatig injecteerde met de insuline. De diabetes-1de jonge diabetici leven voortdurend op het scherp van de snede. Doen zij niet wat de dokter zegt, dan zijn zij voortdurend in levensgevaar en dus zijn hun levenskansen zeer beperkt. Maar dat is een ander verhaal. De diabetes-2 - de diabetes van heer Otto voor alle duidelijkheid - is een niet- insuline-afhankelijke vorm van suiker ziekte. Zo midden jaren zestig is men daar achter gekomen. Er zijn toen tablet ten ontwikkeld om die suikerziekte te bestrijden. Ook deze tabletten zijn nu sterk verbeterd, in die zin althans dat de tabletten nu veel minder bijwerkingen hebben. In de tijd van meneer Otto gebeurde de therapie d.m.v. insuline. Een goede zaak voor de artsen, want nu legden de suiker zieken niet onherroepelijk het loodje, een vervelende zaak voor de patiënten. Dagelijks, soms twee of drie keer per dag kregen zij de injectie met insuline. De naald was dik en lang en de hoeveelheid in te spuiten insuline groot, al met al was dit een pijnlijk gebeuren. Het gebeurde nogal eens dat de goede Otto zo'n injectie weigerde en dan dreig de een hyperglykaemisch coma. De patiënt raakt bewusteloos door een teveel suiker in het bloed. Er gebeurde dan ook nog eens van alles en nog wat met de nieren, het hart en de bloedvaten en de patiënt verkeerde daarom in acuut levensgevaar. Een diagnose kon meestal snel worden gesteld, de patiënt had een enorme acetonlucht uit de mond. Maar je moet dan toch wel een redelijk goede neus hebben. Zo'n goede neus had ik niet en heb daar om bijna zo'n diagnose gemist. Boze patiënt en terecht. Wat voor excuus had ik? Dat ik de goedeg, de trassie bakar of de sambel gorèng tempeh fijntjes kon rui ken, maar aceton? Twee keer is mij dat overkomen en twee keer, heel boze patiënten. De mensen zijn er nu niet meer, maar vriendelijke verhalen aan de hemelpoort over mij zijn er waarschijnlijk niet bij geweest, ondanks het feit dat de oorzaak van hun ontmoeting met Petrus een andere is geweest dan het niet kunnen ruiken van aceton door hun huisdokter. De meest voorkomende complicaties bij een diabetes zijn de hyper- en de hypo- glykaemie. Een teveel en een tekort aan suiker in het bloed. In beide gevallen raakt de patient in coma en moet snel worden geholpen. Bij de hyperglykaemie is insuline nodig, bij de hypoglykaemie moet tijdig een glucose oplossing in de ader worden gespoten, een intraveneus toegediende glucose oplossing heet zoiets. De diagnose van een hypoglykae- misch insult is in zoverre ook eenvoudig omdat het meestal en telkens weer dezelfde mensen zijn, de moeilijk instel bare diabeten. Een lichte influenza of enige opwinding - stress heet dat dezer dagen - kan zo'n insult veroorzaken. De naaste omgeving weet er alles van en hun verhaal is meestal voldoende. Maar een bloedsuiker prikken en deze bepalen hoort in deze dagen tot wat genoemd wordt de bedside-medicine. No problem, be happy, zou je kunnen zeggen. Een hypoglykaemisch insult wordt in deze tijd nog wel eens een keer gezien, in tegenstelling tot het hyperglykaemi- sche, deze komt niet meer voor, kan je wel zeggen. Ik heb deze in mijn nadagen van mijn huisartsenpraktijk slechts één maal gezien. Het betrof in dit geval een oudere Marokkaan, al jarenlang suiker patiënt en bij mijn weten heel goed inge steld. Ik begreep er niets van en van de vele huisgenoten werd ik ook niets wijzer. Zijn oudste dochter met wie ik een goede band had, durfde op een gegeven moment het mij te vertellen. Haar vader had met veel moeite de bijsluiter gelezen en tot zijn grote ontsteltenis ontdekt dat hij al die tijd varkensinsuline had gebruikt. Eén ding kon dat maar goed maken, dat was ten hemel varen en daar vergiffenis vragen. 'Ik weet dat U hem beter kan maken', zei zij mij, 'maar ik heb U niets verteld.' Toen de goede man eenmaal weer bij zijn positieven was, heb ik hem - leugen om bestwil - verteld, dat hij altijd de humane, de menselijke insuline had gebruikt en dat het verhaal over de var kensinsuline over een vergelijkingsonder- zoek ging. Het heeft mij een poef opgele verd van hem, van de dochter, zijn vrouw en de rest van de familie. Nog steeds zit ten familie, vrienden en kennissen op die geitenleren ondingen. Denk nu vooral niet, dat alle mensen van het goede leven worden bedreigd door een diabetes-2. Niets is minderwaar! Maar enige matiging in deze zaken is nooit weg. Al het goede van het leven in dit onder maanse kent zijn consequenties. Dus er zijn meer zaken in dat geval dan een dia betes. Je krijgt er wat van! 'Snoep, sigaretten en naasie gooreng', zei mijn hospita al in mijn studententijd in Delft, waar ik lang geleden een vergeefse poging heb ondernomen om enig inzicht te krijgen in technische zaken. Ik voor mij heb altijd dit goede Holland mede ver antwoordelijk gehouden voor mijn sores. Land van mest en mist, enfin U kent die litanie van mij nu zo zoetjes aan wel. Laat ik eindigen met een vers van Willem Brand, waarvan de laatste vier regels - een kleine wijziging van mij daarin - lui den: In Heemstede zal ik blijven sterven Een regendag vol laatste eer En op mijn zerk schrijven de erven Hij leefde hier, maar niet zozeer Amen! Het zij zo, wil ik daarmee zeggen. 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 36