PLANTEN UIT DE TROPEN (IALLOPHYLLUM INOPHYLLUM DOOR NETTY SELDER ■39 Indische Oranjebloesem Njamploeng Penanga Laut Familie: Guttiferae Guttiferaachtigen De Callophyllum, Njamploeng in Indonesië genoemd, is een forse boom met een dichtbebladerde kruin. Deze bomen komen in alle tropische gebieden voor langs zandige kusten, waar ze ver wilderd zijn. Langs de kant van de weg worden ze soms aangeplant en een enkele keer staat deze sierboom alleen. In Maleisië bekend als Penanga Laut. De knoestige kromme donkerbruine stam kan een doorsnee hebben van anderhal ve meter. De snelgroeiende boom kan 20 meter hoog worden. De gaafrandige grote heldergroene, harde leerachtige glimmende bladeren staan tegenover elkaar. Ze hebben plm. drie centimeter lange stelen en zijn 151/2 centimeter lang en 91A centimeter breed. Aan de top zijn de bladeren afgerond. Verder hebben de bladeren opvallend veel nerven en de hoofdnerf is lichtgroen. Gedurende het gehele jaar is de boom getooid met bloemen en vruchten. De mooie spierwitte bloemen geuren heerlijk. Ze staan in kleine trossen van negen tot twaalf stuks bij elkaar; ze komen uit de oksels van de eindstandige bladeren. De vijf centimeter grote bloemen bezitten vijf bolronde bloemblaadjes en vele gele meeldraden. De buitenste meeldraden- krans ontbreekt. De stijlen zijn lang en vrij met één lange kromme stijl. Aan dezelfde boom kunnen mannelijke (meeldraad) bloemen, vrouwelijke (stamper)bloemen of tweeslachtige (meeldraden stam pers) bloemen voorkomen. De geurende bloemen worden door vrouwen in het haar gedragen en tussen de kleren Trossen vruchtjes van de Njamploeng, Kutastrand Bali gelegd. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. De groene bolvormige vruchtjes hangen aan lange stelen en hebben een doorsnee van twee tot drie cm. Het zijn steenvruch ten met kiemwit. De vruchtwand is spons achtig, vezelig, dik en licht van gewicht, waardoor de vruchtjes lang op het water kunnen drijven. Door de golven worden ze op andere stranden geworpen zodat ze zich door middel van het zaad kunnen vermeerderen. Het hele jaar vindt men onder deze bomen de bruine zaden die op mini-cocosnootjes lijken. De uit Indonesië meegebrachte zaden kiemen heel makkelijk maar spoedig verwelkt het kleine plantje. Waarschijnlijk is de pot grond niet goed. De Njamploeng is zout- tolerant, misschien heeft ze zand van het tropische strand nodig? Het moet toch kunnen lukken. De bomen komen voor tot 400 meter boven de zeespiegel. Bladeren en zaden zijn giftig. De zaden zijn in de tropen bij de medicijnhandel te koop. Uit de zaden worden oliën en vetten gewonnen. Uit de bast wordt olie voor verfstoffen gehaald. Een middel tegen aambeien en leverin fecties wordt gemaakt uit de bast samen met de kruiden. Tegen dysentrie wordt uit de bast met venkel, rode ui, anijs, mangistan en kajoe poelassari een drankje gemaakt. Dit drankje moet men ieder uur drinken uit een klein borrelglaasje (Mangistan gar- cinia mangostana, een paarse ronde vrucht met spierwit vruchtvlees; Kajoe poelassari alyxia stellata, een liaan met

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 39