Door Riny Boeijen
31
'Een toestand van opperste gelukzalig
heid.' Zo wordt het in-de-zevende-hemel-
gevoel vaak omschreven. Het gekke is,
dat nog nooit een levend wezen deze
toestand in letterlijke zin heeft ervaren,
laat staan de mogelijkheid heeft gehad
enig medemens hiervan deelgenoot te
maken. En toch bestaat het.
Jaren geleden heb ik eens een boek
mogen lezen, getiteld De zevende sferen.
Ik zal en kan u niet vermoeien met de
precieze inhoud van deze pennevrucht,
simpelweg omdat ik die vergeten ben.
Bovendien heb ik recentelijk nog van
alles geprobeerd om het boek weer
boven water te krijgen, maar dat is me tot
nu toe niet gelukt. Het boek is zo maar
van de aardbodem verdwenen. Toch kan
ik me in elk geval herinneren dat het de
reis van de geest - of zoals u wilt de ziel -
van de overledene beschrijft. Een reis
waarin de geest een aantal processen
doormaakt, die hem losweekt van het
aardse bestaan en uiteindelijk doet belan
den in de zevende sfeer, de zevende
hemel. Een toestand, waarin de geest
zich volledig vrij en in alle rust volmaakt
gelukkig voelt.
Ik vond het destijds een aannemelijke
theorie, ondanks het feit dat mijn
Hollandse nuchterheid soms zo graag
een tastbaar bewijsje ziet. Nog niet zo
lang nadat ik het boek gelezen had, werd
mijn nuchterheid echter op zijn wenken
bediend.
Er kwam een Indische vrouw in mijn
leven, die mij bij een van onze ontmoetin
gen haar band met haar vader beschreef.
Het was een bijzondere band die door
haar zo intens werd beleefd en beschre
ven, dat het mij pas na een tijdje duidelijk
werd dat de man niet meer leefde. Nu
mag u dit in eerste instantie enigszins
bizar in de oren klinken, de wijze waarop
zij over hem verhaalde was dat in het
geheel niet.
Zij had haar vader na een lang en verte
rend ziekteproces op jonge leeftijd verlo
ren en eigenlijk in haar hart nooit afscheid
van hem kunnen nemen. Haar behoefte
aan zijn vaderliefde was te sterk geweest
om te berusten. Bovendien had hij haar
op zijn sterfbed gevraagd zijn rol in het
gezin over te nemen. Een verzoek waar
aan ze graag had voldaan om hem zijn
verdiende rust te gunnen. Pas later
besefte ze dat haar smalle schouders
deze zware last niet konden dragen. Een
dilemma, waar velen die ooit afscheid
namen, voor hebben gestaan.
Ze vertelde me, dat ze vaak een beroep
op hem deed op momenten dat de ver
antwoording en het gemis haar dreigden
te verstikken. In het begin was hij haar
nog tot steun geweest. Een steun, die
zich aandiende in de vorm van een
droom waarin hij met haar praatte. Ook
overdag ervoer ze soms zijn aanwezig
heid, niet in tastbare vorm, maar als een
gevoel van bescherming. Een gevoel 'dat
het goed was', dat ze niet bang of ver
drietig hoefde te zijn.
Naarmate de tijd verstreek, begon dit
echter te veranderen. Haar hulpvraag
werd niet meer beantwoord, sterker nog,
haar dromen leken soms nachtmerries.
Ook overdag begon het te spoken.
Voorwerpen vielen van de muur, ze hoor
de voetstappen en soms was de atmo
sfeer in haar huis zo verstikkend, dat ze
naar buiten vluchtte. Deze situaties
deden zich met name voor in een perio
de, waarin de problemen zich opstapel
den en ze in wanhoop een beroep op
hem deed. Op hem, die haar met een
verantwoording had opgezadeld die ze
niet aankon, maar waar ze niet boos om
kon zijn omdat ze van hem hield.
Toen ik haar ontboezeming had aange
hoord kwam het boek weer op mijn net
vlies. Had ik niet gelezen, dat de geest
van een overledene uit de greep moet
komen van zijn aardse bestaan?
Pas dan zou hij zijn reis kunnen voltooien
en tot rust komen in de zevende hemel.
Niet alleen de band die de overledene
zelf met de aarde had was daarvoor
bepalend, ook de nabestaanden speel
den hierin een rol. Het losmaakproces
van een jonge, plotseling gestorvene,
verliep moeizamer dan van een bejaarde,
rustig ingeslapene. De laatste had
immers letterlijk naar dat moment toege-
leefd. Ook voor de nabestaanden zou in
dat geval de acceptatie groter zijn. Hij of
zij had nou eenmaal de leeftijd.
Deze vrouw hield de geest van haar
vader zo krampachtig vast, dat die zich
niet los kon maken. Daarom begon hij let
terlijk tegen te sputteren, te protesteren,
om duidelijk te maken dat hij zijn reis
wilde voortzetten, van zijn verdiende rust
wilde genieten. Ik besloot haar mijn erva
ring te vertellen.
Aanvankelijk voelde ze zich beledigd. Ze
kon maar moeilijk het idee vatten, dat de
geest van haar vader zich verzette. Maar
na verloop van tijd raakte ze meer en
meer overtuigd. Alle leden van het gezin
stonden inmiddels op eigen benen. De
haar toevertrouwde zorg kon ze nu aan
anderen overlaten. Bovendien werd het
tijd dat ze ook zélf op eigen benen ging
staan, zónder de 'hulp' van haar vader.
We spraken af dat ze zelf een moment en
een manier zou zoeken om definitief
afscheid van hem te nemen. Niet lang
daarna was het wondertje geschied.
'Ik heb afscheid van hem genomen', zei
ze met een stralend gezicht, 'En ik weet
dat het goed was. Vorige week heb ik
hem toegesproken, vlak voordat ik ging
slapen. Ik heb hem verteld, dat ik zijn
taak volbracht heb en dat hij mag gaan,
zijn reis mag voltooien. Ook heb ik hem
gevraagd om een teken te geven, maar
dan wel zonder me bang te maken'.
Twee dagen daarna werd ze gebeld door
een enthousiaste zus die vertelde, dat
moeder een mooie droom had beleefd.
De droom had zich afgespeeld in Batavia,
haar geboortestad. Haar vader was in
een hagelwit tropenkostuum op de fiets
thuisgekomen. Na een korte omhelzing
had hij voldaan verzucht: 'Eindelijk ben ik
thuis'.
Dat was het teken geweest, waar ze naar
gevraagd had. Niet rechtstreeks, maar via
haar moeder, om haar geen angst aan te
jagen. Een prachtige ervaring, die op mij
diepe indruk maakte en die mij een jaar
later, toen mijn vader aan kanker stierf,
heeft geholpen.
(lees verder op bladzijde 33)