Meditations
from I
^Florid^^J
De bioscoop
'Tot zaterdagavond 15 februari 1930,
moest filmminnend Bandoeng het met
stomme films stellen, maar op die dag
vertoonde het Luxor-theater voor het
eerst een rolprent met lipsynchroon
geluid, getiteld The Rainbow Man. Het
enthousiaste publiek bestormde het
theater, waarvan weldra een deur be
zweek. Hierop rukte een grote politie
macht uit om de cinefielen van verdere
gewelddadigheden te weerhouden.'
Dit stukje stond onder een foto van de
Luxor bioscoop waarvoor heel wat men
sen stonden, Europeanen en Indone
siërs, een deel waarvan kennelijk de
gelukkige bezitters waren van een toe
gangsbewijs en de rest zo maar om te
nonton. De 'grote politiemacht' is op het
plaatje in geen velden of wegen te
bekennen, ik zie alleen twee agenten.
Maar dan, ik kan me vergissen. Ik zie ook
een spandoek waarop staat 'singing,
dancing, talking' en niet ver er vandaan
een bord waarop de woorden 'sprekende
film' te zien zijn. Geluid van het witte
doek! Ik weet nog wel dat mijn ouders
hun eerste geluidsfilm zagen waarin Al
Jolson niet alleen sprak maar ook zong,
was het niet de Jazz SingeTl Het was
sensationeel.
De bios heeft altijd zijn aparte bekoring
gehad, een uitje dat maar zelden werd
geweigerd. Pa vertelde ons altijd over
Eddie Polo, Dustum Farnum, Douglas
Fairbanks Sr., Mary Pickford, Charlie
Chaplin. Deze helden van het witte doek
gaven echter geen kik. Vaagjes herinner
ik me Ben Hur, het was een stomme film
en er speelde iemand op een piano opzij
van het doek, wat een karwei moet dat
zijn geweest. Wij daarentegen groeiden
op met Shirley Temple, Judy Garland,
Mickey Rooney, Buster Crabbe, je weet
wel van de film Flash Gordon gaat naar
Mars, zeer spannend, want natuurlijk zat
de gemene keizer Ming onze held con
stant op de hielen, hem en zijn vriendin,
Dale. En dan was er Tarzan, Micky
Mouse, Sneeuwwitje en Pinocchio. Je
kon ze horen praten en zingen, zelfs
Micky, Sneeuwwitje en het houten ventje
gaven geluid. En dat waren tekenfilms.
Het was allemaal zo wonderlijk en we
kregen er nooit genoeg van. De prijs van
een bioscoopkaartje was te betalen.
Zondag, na de kerk, zat zowat iedereen
die we kenden in de bioscoop, er was
zoiets als een kindermatinee. Hadden wij
een lol! Pa en ma zaten naar een film te
kijken in een andere bioscoop, misschien
wel naar Randolph Scott in een dende
rende cowboyfilm. Randolph was mijn
vaders favoriet en dat is zo zijn leven
lang gebleven. In diezelfde categorie
waren Clark Gable en Gary Cooper.
Toen brak de oorlog uit en daarmee was
de bioscoop voor heel wat jaren verleden
tijd.
We waren teenagers toen we eindelijk
weer eens een film zagen. Het was in
Semarang, en met een hele groep gin
gen we naar de bios de tweede dag na
onze evacuatie uit het kamp. Zo vierden
we onze vrijheid en geen betere manier
om die te vieren vonden wij, maar van de
film herinner ik me totaal niets. Vreemd.
Na deze eerste uitgang naar de bioscoop
volgden er nog veel meer. Surabaya had
bioscopen volop, waarvan Capitol wel
onze favoriet was. In die tijd, we zaten op
de Praban Mulo, gingen we zaterdags
naar school tot één uur, maar er was ook
matinee om tien uur, dus wij leergierige
jonge mensen bolosten prompt naar de
bios in de buurt. Tijdens één van deze
clandestiene zaterdagochtend bezoeken
aan Capitol, ging het licht aan midden in
de film en daar stond als een wraakengel
onze leraar, de heer Appèl. Mensen, dat
was een ramp, verlegen toch, wij dropen
af naar school en Appèl was zo goed nog
niet of hij hield ons na, na de laatste bel.
We waren lummels van achttien, negen
tien jaar en moesten zeker beter geweten
hebben. Daar ging Blood and Sand en
ons zakgeld voor de halve week! Bij elke
gelegenheid die je kreeg zat je in de bio
scoop, geen film werd er overgeslagen.
Zaterdagavond was bioscoopavond,
vroege voorstelling (zeven uur), dan eten
bij de Chinees, dan naar een fuif die er
altijd wel was. Maar het anker van de
avond was de bioscoop.
In Holland gingen we minder naar de bio
scoop. Het was nogal duur, we werkten
net of we studeerden nog of er was altijd
wel wat waar je je geld aan besteden
moest. Intussen waren de films natuurlijk
met reuze schreden vooruit gegaan, het
geluid werd hoe langer hoe beter, de
films kwamen in kleuren uit en alles ging
hoe langer hoe echter worden.
Toen we nog niet zo lang in de States
waren, hadden we er reuze plezier in om
naar een drive-in movie te gaan. In je
auto, voor $0.90 per persoon, kreeg je
wel eens drie films te zien op een avond,
de laatste altijd omstreeks middernacht,
altijd een griezelfilm en iedereen griezel
de mee. Je kreeg een luidspreker om
aan een raam te hangen en het geluid
was lang niet slecht. De drive-in was de
plaats waar jongelui kwamen om te vrij
en, niet om de film te zien. Als het donker
begon te worden en de film was nog niet
begonnen dan leunden ze allemaal op
hun toeters in protest. Dan gingen de
lichten uit en de film en het vrijen konden
beginnen. De rest waren jonge stelletjes
met of zonder kinderen. De kinderen
waren meestal nog klein en die werden
zoet gehouden in een speeltuin of ze
sliepen. Dat gaf hun ouders de gelegen
heid om in alle rust en vrede een film te
zien en een babysitter huren hoefden ze
ook niet.
(lees verder op bladzijde 22)
OPMAHC
Charlie Chaplin op het perron van station Garoet, 1932 (foto: Archief Ernst Drissen, 's-Hertogenbosch)
9