POIKRIÉ'S PERIKELEN Dijkverzwaring, dijkverhoging, kunst stof dijkschermen, uitdiepen van rivierbeddingen en verbreden van uiterwaarden: van alles bedenken ze om het hoofd te kunnen bieden aan de nukken van onze grote waterstro men. Er schijnt zelfs een kerel te zijn die een drijvend huis heeft geconstru eerd. Wel begrijpelijk natuurlijk, want het was weer bar en boos wat die wateroverlast heeft veroorzaakt. Zal je maar gebeuren dat je, zoals sommige mensen, voor de tweede keer in pak weg een jaar tijd aan een afbetaling moet beginnen voor de vervanging van verloren gegane huisraad. Om nog niet te spreken van de angst voor water die je eraan overhoudt. Hart verwarmend is dan dat zo'n ramp de hele natie in beweging brengt en tot massale hulpverlening beweegt. Een van de vele mooie voorbeelden daar van is de hulpaktie van een basisschool hier in de buurt. Door een heitje voor een karweitje-strooptocht en daaropvolgende spelletjesavond brachten de leerlingen 3000 gulden bij elkaar. Slim was, dat de opbrengst niet in de grote pot werd gestort. 'Dat gebeurt niet', vertelde hun directeur, 'we nemen contact op met een bejaardenhuis, school of andere instantie in Limburg. Blijkt dat ze het geld goed kunnen gebruiken, dan wordt dat door een deputatie van de kinderen overhan digd. Dat is voor beide partijen leuk. En wie weet spruit er een langdurig contact uit voort en kan er later nog eens wat gedaan worden. Als het nodig is'. Denk je bij je zelf: inder daad, als het nodig is. Want het lijkt er soms op dat de verschillende overheids- en andere instanties weer zo aan het bak keleien slaan dat het water de mensen - om wiens veiligheid het werkelijk gaat - straks weer aan de lippen staat. Doetje dat onwillekeurig terugdenken aan het verschil van mening dat KL- genisten indertijd hadden met enkele leden van het doesoenbestuur van Sungai Lengkajab, een gehucht dat aan de gelijknamige rivier in Zuid-Sumatra ligt. Die mensen daar wisten al heel lang wat er met de komst van de regens van hun anders rustige waterweg te verwachten was, en hielden daar rekening mee. Daarom hadden ze zo hun bedenkingen tegen het plan van de genisten om, ter vervanging van een vernielde beton- en ijzerbrug, een houten overgangsmogelijk heid te bouwen. Notabene op een aan merkelijk lager niveau dan de oorspronke lijke brug. Vooral een paar tot het doe soenbestuur behorende oude knarren zagen dat niet zo zitten. Die wisten natuurlijk al wat langer van wanten. Maar, omdat de gezagsverhoudingen voor hen een beetje moeilijk lagen, beperkten ze zich tot een beetje tegensputteren en hiel den zich verder beleefd op de vlakte. Om het kort te maken: na een paar dagen van noeste arbeid stond daar een houten paalbrug om van te kwijlen. Stoere, mans- dikke pijlers droegen een degelijke con structie van balken, waarop een fraai brugdek van stevige planken rustte. Een afgeladen drietonner kon er risicoloos overheen. Het was werkelijk een juweel van een brug, maar het mooiste ervan waren eigenlijk de leuningen. Die nodig den je als het ware uit om op te leunen en naar de zes meter onder de brug door stromende soengei te kijken. Kon je genieten van het onbekommerde gedon derjaag van die lenige, blote doesoenjo- chies. Maar jammer genoeg duurde de pret slechts een paar dagen, want toen 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 13