E
I en jaarclubrcünie in Leiden.
Door: Nellie Haberland
Vierendertig jaar heb ik de meeste
leden van mijn jaarclub in Leiden niet
meer teruggezien, een enkeling voor
het laatst twintig jaar geleden.
In november was een reünie gepland
om het veertigjarige jubileum van ons
entree te vieren. Nu ik niet meer werk
kon ik er samen met mijn man heen.
Aan alle vorige reünies had ik nooit
deelgenomen omdat ik aan mijn
schooltijden gebonden was, maar het
was ook wel een beetje een opgave
van redenen geweest, waarachter mijn
onwil en desinteresse verscholen gin
gen.
Dit weerzien nu, na zoveel jaar riep
toch emoties op en bracht gebeurte
nissen uit mijn Leidse tijd in mijn her
innering terug die ik doodgewoon was
vergeten, dacht ik. Voor mij was deze
tijd naast mijn HBS-tijd, óók in Leiden,
de onbezorgdste van mijn leven, maar
was de studententijd wel echt zo pro
bleemloos en onbezorgd geweest?
Juist riu las ik het boekje Doezamand van
Marijke Harberts en ik zag mezelf weer
als achttienjarige noviet. Ik voelde weer
de troosteloze verlatenheid van toen, de
ontzetting over dit noviciaat. Nu probeer
ik te begrijpen hoe het mogelijk was dat ik
eraan meedeed, dat ik het met me liet
gebeuren.
Ik was een mager, ernstig, terughoudend
en stil meisje, erg onzeker, beslist geen
schoonheid, maar als ik me ergens thuis
voelde kon ik geestig, vrolijk, sprankelend
van activiteit en zelfs attractief zijn.
Niemand had me op dit noviciaat voorbe
reid, ik was de eerste studerende in de
familie, mijn ouders waren met de gebrui
ken in een studentenvereniging net zo
weinig vertrouwd als ik zelf. Bij het gaan
studeren in Leiden hoorde het lid worden
van de VVSL (de Vereniging van
Vrouwelijke Studenten in Leiden), je
kreeg er betere kansen door werd je ver
teld, betere kansen in je beroep, in je stu
die, op de huwelijksmarkt, juist dit laatste
was bij de WSL een belangrijk punt, je
studeerde niet om te studeren maar om
studerende jongens te leren kennen.
Ik paste er niet tussen, liep in mijn zelfge
maakte kleren op mijn in de uitverkoop
goedkoop gekochte schoenen rond,
droeg mijn dik glad haar halflang los of in
een paardestaart, knipte het zelf bij om
de kapper uit te sparen, fietste als het
weer het toeliet om geen tram- of busgeld
uit te geven, had een beurs die in de eer
ste jaren een renteloos voorschot was,
waarvan ik vaak ook mijn zusjes die
getrouwd waren en erg krap zaten wat
toestopte, ik gaf bijlessen en 'zat baby'
om er wat bij te verdienen en werkte in de
vakanties in een bijouteriezaak in
Noordwijk. Mijn enige luxe bestond uit het
kopen van boeken en later toen ik mijn
man had leren kennen, uit het maken van
reizen naar Berlijn. De eerste beide jaren
was ik forens, eerst vanuit Hillegom, later
nadat mijn ouders waren verhuisd vanuit
Loosduinen.
Deze drie weken noviciaat waren voor mij
een schok en een kwelling, temeer daar
mijn HBS-tijd een zo beschermde en - al
klinkt dit gek - een liefdevolle was
geweest. Ik leed nu onder de vernederin
gen en bewuste kwellingen en kon niet
geloven dat dit alles alleen maar een spel
was dat er bij hoorde en datje gewoon
mee moest spelen en nóg kan ik er geen
spel in zien. Deze aanbidding van de
macht, dit genieten van het bezitten van
macht, het feit dat de meesten van de
novieten de leden van de noviciaatscom
missie vereerden, die ik haatte met een
machteloze heftigheid, gaf me het gevoel
van troosteloze verlatenheid. Deze haat
vond zijn begin al in een van de eerste
dagen: mijn beste vriendin van de HBS-
tijd zou voor een jaar als au pair naar
Engeland vertrekken en ik had in mijn
naïviteit beloofd de dag vóór haar vertrek
's middags vrij te vragen en nog langs te
komen om afscheid te nemen. De toe
stemming voor deze vrije middag kreeg ik
natuurlijk niet. Ik wilde toch een nieuw
leven beginnen? Nu, dan golden oude
vriendschappen niet meer, óf ik kon geen
lid worden van het WSL. Ik begrijp nu niet
meer dat ik toen gewoon niet 'verrek' heb
gezegd, maar waarschijnlijk was dat acht
tienjarige meisje daar niet brani genoeg
voor.
De avond vóór deze bewuste namiddag
kwam ik pas laat thuis, ik logeerde deze
tijd bij mijn oud-lerares Engels, ik schreef
nog snel een briefje dat ik dadelijk op de
post deed opdat mijn vriendin het met de
ochtendpost nog zou ontvangen. Wie
beschrijft mijn ontzetting toen ik de vol
gende nacht bij thuiskomst juist déze
brief op mijn bed vond liggen. Ik had ze in
mijn haast en omdat ik zo moe was aan
mezelf geadresseerd! De hele nacht kon
ik niet slapen, vervuld van woede om de
geweigerde vrije middag en van verdriet
dat ik deze vriendin had verloren omdat
ze nóóit zou kunnen begrijpen dat ik niet
langs was gekomen om afscheid te
nemen. De volgende morgen vroeg kon
ik nauwelijks de moed opbrengen tenmin
ste haar moeder te bellen om het haar uit
te leggen en me te verontschuldigen. Hoe
zou ze me kunnen geloven, het was niet
te geloven dat een noviet in het noviciaat
een nul was, dat je van acht uur 's mor
gens tot 's avonds laat getreiterd werd
tussen eindeloze appels en het zitten op
de plankenvloer van de zolder in het club
huis, dat je geradbraakt was van de zinlo
ze opdrachten zoals het schoonpeuteren
met een nagelvijltje van de tegels in de
achtertuin of van het met een kruiwagen