wegdragen van opgeschept zand, dat
een ander weer terug moest brengen.
Het was inderdaad onbegrijpelijk datje
dat allemaal deed, zonder ertegen in
opstand te komen. Mijn weerstand
bestond daarin dat ik alles in een slow
motion deed. Nee, ik kwam niet in
opstand, maar ik weigerde actief te zijn,
weigerde positief op te vallen. Zoiets
wordt passieve weerstand genoemd,
maar ik kan verzekeren dat het beslist
een heel actieve vorm van weerstand is,
het kostje alle kracht niet door de stroom
te worden meegesleurd, ook al zwem je
niet tegen de stroom in, je moet toch ver
duveld hard zwemmen om op dezelfde
plek te blijven!
Ik belde dus met veel schroom de moe
der van mijn vriendinnetje op, maar al bij
het noemen van mijn naam hoorde ik dat
haar stem een ijzige toon kreeg en zag ik
haar als het ware verstarren. Ik kon
alleen maar een verontschuldiging
mompelen om dan de telefoon op de
haak te gooien en huilend naar boven te
gaan. Het was mijn oud-lerares, die zelf
lid van de WSL was geweest en het novi
ciaat kende, die nog eens belde en de
zaak kon uitleggen.
Ik weet niet of het mijn Indisch-zijn was
die het me zo moeilijk maakte dit novici
aat te accepteren als een spel, maar ik
weet wel dat het mijn Indisch-zijn was dat
me ervoor bewaarde te capituleren, ik
zweeg, trok me terug, zette een masker
op.
Na de inauguratie begonnen de konkel
avonden in de club, verplichte bijeenkom
sten van de jaarclubs die uit ongeveer
twaalf personen moesten bestaan. Ik had
geen clan en ook geen interesse erin. Ik
behoorde tot de kneusjes, de rotte peren,
die niet in tel waren. Ik werd door nie
mand gevraagd, sprak met niemand af
samen in een jaarclub te gaan, flikflooide
niet om gevraagd te worden. Ze moesten
maar zien wat ze straks met me deden
als ik overbleef! Maar er waren meer
overblijvers, die echter zelf actief werden
en zich formeerden tot een jaarclub en
mij erbij wilden hebben. Ik liet ze begaan
en werd zodoende lid van een jaarclub.
Gedurende mijn hele studietijd was voor
mij de WSL onbelangrijk, ik wilde er niet
bij horen, al bleef ik officieel lid. Ik droeg
geen plooirokken en geen twinsets en
was niet keurig gekapt, ik ging niet naar
bals of feestjes, ook al omdat ik geen bal
jurk had of er een kon lenen en geen geld
om er een te kopen. Natuurlijk werd ik
ook niet op bals en feestjes van het corps
uitgenodigd! Aan de jaarclub onttrok ik
me zoveel mogelijk, alleen aan de jaarlijk
se diësvieringen kon ik me moeilijk ont
trekken, zodat ik dan meeging naar Doea
Koentji voor het gezamenlijke eten. Ik
was actief in de Leidse Fles, het natuur
kundig dispuut en in QED een wiskundig
dispuut, ik was vrolijk en onbezorgd bij
mijn studiegenoten en vond er, dat wat ik
bij de WSL miste, in een grote groep
vrienden en vriendinnen. Met twee, drie
meisjes uit mijn jaarclub had ik veel con
tact omdat ze ook wis- en natuurkunde
studeerden, zoals met Gonny en met
Sabine die net als ik een Indische achter
grond had, al was ze een volbloed totok
en met Annie die ik uit het oog verloor, al
tijdens de studietijd omdat ze een actief
roeister werd en in haar studie wat ach
terliep. Ook ik was met roeien begonnen
maar voor mij was het meer een vorm
van alleen zijn, 's morgens vroeg vóórdat
het licht werd in de skiff door de grachten
en langs de singels roeiend, de dag te
zien aanbreken, de stad tot leven te zien
komen, meeuwen die je in hun slaap
plaatsen onder bruggen opschrikte en die
beledigd en verongelijkt scheldend er
vandoor vlogen, koeien die je vanaf de
weilanden verbaasd nakeken en een
stukje meedrentelden...
In de jaarclub zat ook Miesje, een meisje
dat ik nog van de lagere school kende en
die samen met mij op de HBS had geze
ten. Eigenlijk was ze aardig en lief, maar
na een door mij als zó vernederend erva
ren kledinginzameling op de lagere
school, waarvan ik de begunstigde was,
maar waardoor ik me echter slachtoffer
voelde, die Miesje had mee georgani
seerd, had ik me bij stukjes en beetjes
van haar teruggetrokken. Met een groep
meisjes had ze me 's morgens vroeger
dan gewoonlijk afgehaald en moest ik
eerst mee naar het huis van één van hen.
Hier zaten de moeders glimmend van vol
doening temidden van een stapel kleren
die ik herkende als kleren die de meisjes
in de vorige winter hadden gedragen, ook
ondergoed was erbij. En die moest ik nu
ten aanschouwe van allen aanpassen!
Miesje studeerde nu medicijnen en het
contact met haar bleef beperkt tot de
jaarlijkse etentjes bij Doea Koentji in de
Breestraat.
Nu zal ik ze allen weer terugzien, een
beetje nieuwsgierig ben ik toch!
De eerste is Gonny, zij heeft de reünie
georganiseerd en is voor het eerste deel
van de dag de gastvrouw. Wij zijn de eer
sten en het is fijn dat we een uurtje de tijd
hebben om bij te kletsen. We hebben
elkaar twintig jaar niet gezien, haar man
is anderhalfjaar geleden gestorven, dat
had ze me bij de uitnodiging al geschre
ven. Ze is niets veranderd, dezelfde
mooie, lachende bruine ogen, nu met
lachrimpeltjes er omheen. Ze is grijs
geworden, dat wel, maar haar manier van
praten, haar beweeglijkheid, het is alles
nog zoals vroeger en ook het contact, het
met halve zinnen elkaar begrijpen, alsof
er niet zo'n lange tijd tussen ligt!
Het waren overigens de stemmen waar
aan ik de anderen het eerst herkende.
Dan komt Sabine, ik zie haar het tuin
paadje oplopen en bij haar is het hele-
maal-niets-veranderd-zijn nog verbluffen-
der! Heel rechtop, bijna achteroverhel
lend, kordaat en zelfverzekerd gaat ze de
tuin in, ze kijkt niet door het raam naar
binnen. Als Gonny opendoet hoor ik haar
stem, nog steeds dezelfde een beetje
krakende stem, dat kan toch niet waar
zijn! Nu komt ze de kamer in en begroet
mij, me daarbij onderzoekend aankijkend.
En weer heb ik het gevoel dat ik me moet
verontschuldigen, ze kreeg het altijd voor
elkaar schuldgevoelens in me op te wek
ken. Dit keer omdat ik me zo lang niet
gemeld heb 'en als je nooit antwoord
krijgt, heb je er geen zin meer in', zegt ze
en ze heeft natuurlijk gelijk, het was niet
aardig van me, maar ik had er geen
behoefte aan en als ik omgekeerd
iemand graag schrijf dan doe ik dat ook
zonder antwoord te verwachten, zulke
vriendinnen heb ik, zonder me gefrus
treerd te voelen. Vroeger kon ik me er zo
heel erg schuldig om voelen dat zij met
zo'n stellige toon vol hartelijkheid kon
(lees verder op bladzijde 41)
Bij Doea Koentji in de Breestraat, Leiden. Met witte trui, Nellie Haberland.
25