Jongens in de
mannenkampen in Tjimahi
door Klaas Liesker, Paul Crince le
Roy e.a
50 years of silence
by Jan Ruff-O'Herne
Klaas Liesker, Paul Crince le Roy, Gerard
Weijers, Louk Woortman, Hans Liesker
en Oscar Mameldink hebben hun ervarin
gen als jongens in de mannenkampen
van de Japanners in Indonesië in details
beschreven. Ze zorgen voor een onver
getelijk stuk geschiedschrijving vol dra
matiek, vol haat, berusting en zelfs humor
en ironie. Het boek kreeg de bijna mage
re titel: Jongens in de mannenkampen te
Tjimahi hetgeen wel de inhoud dekt,
maar voor buitenstaanders nu niet direct
aanleiding zal zijn zich het boek aan te
schaffen. Ten onrechte.
Door zes schrijvers aan het woord te
laten over hetzelfde onderwerp loop je de
kans datje in herhaling valt, hetgeen ook
in het voorwoord van de samenstellers
wordt geconstateerd. Maar ze zeggen
ook: 'Naar onze mening komt dit de lees
baarheid ten goede en dit is ook de
bedoeling van de schrijvers'. Het eerste is
ook mijn mening, maar het tweede is niet
waar, want ze hebben hun bijdragen vol
gens mij onafhankelijk van elkaar ge
schreven. Het eerste dat mij opviel, was
de intensiteit van de verhalen, het tweede
de zin voor details en het derde de ver
schillende interpretaties van situaties
door de zes auteurs. Ik wil met klem zeg
gen dat bij het lezen van een boek je hart
opengaat of gesloten blijft voor hetgeen
men leest. Bij dit boek gaat het open,
omdat je bij bladzijde 428 het gevoel hebt
dat je nu werkelijk alles weet van de jon
gens in de Japanse kampen op Java.
Wat denkt u van zinnen als deze van
Klaas Liesker: 'Eén man echter vormde
een categorie op zich en dat was de
Oostenrijker Herr Baudisch. Men dacht
dat hij directeur was van de strafge
vangenis Soekamiskin, maar erg aanne
melijk lijkt me dat niet. Hoogstens paste
de naam van de inrichting bij hem. 'Soe
kamiskin' Ik bemin de armoede. Als hij
's morgens opstond ging hij kaarsrecht op
zijn hoofd staan, wel een minuut lang.
Later in Baros heb ik hem teruggezien. In
datzelfde onberispelijke kostuum. Maar
waar vele kampgenoten toen reeds
waren afgetakeld tot levende geraamten.'
Op blz. 47 één enkel zinnetje dat de toe
stand in de kampen volledig typeert. 'Zie
met angst het einde van mijn dagboek
tegemoet. Het eten is hier miserabel:
's morgens 'kikkerdril', 's middags rijst,
soep of sajoer, soms vlees of sambal
tahoe, tempé, 's avonds 'kikkerdril', soep
en een beetje rijst dat in je holle kies kan.
Ik heb er vier.' Zelfs over ruzies wordt in
dit boek geschreven. 'Je had drie soorten
ruzie: de stereotiepe bridge-ruzies, de
ruzies die voortkwamen uit geprikkeld
heid over andermans hebbelijkheden en
de aanvallen van razernij. De eerste soort
was storend, de tweede soort was meest
al nog vermakelijk, maar de derde soort
was verbijsterend.' En over het kample
ven als zodanig: 'De Japanse interne
ringskampen werden Tempat Tawanan
genoemd. Wie er binnenkwam, liet het
leven in de Nederlands-Indische burger
maatschappij achter zich. Neen, een
Jappenkamp was geen camping. Het was
grauw en naakt. Alles om je heen had het
stempel van kale nooddruft.' En het
werk? Weer een paar zinnetjes. 'Intussen
werd het echte dwangarbeid. De
Koreaanse bewaker bleef op de sawah-
dijkjes en waagde zich niet in de modder,
maar om hen heen hing een sfeer van
kwaadaardigheid en dreiging. De zon
scheen de hele dag kwaadaardig op je
lichaam. Af en toe keek je eens op om te
zien of de Koreaan niet keek en dan zag
je ook de Tangkoeban Prahoe weer lig
gen. Op zo'n moment zonk de moed je in
de modder en kwam het schrikbeeld in je
op dat we er niet meer levend uit zouden
komen.'
Tenslotte uit de bijdrage van Hans
Liesker iets over ene Stolk. Deze zegt: 'In
de ogen van de Jappen, die op een enke
le uitzondering na, allemaal beesten zijn,
zijn wij niets. Wij zijn overwonnenen. Als
wij hen in de weg zitten, is het met ons
gebeurd. Maar weiger wel alle hand- en
spandiensten, dat dwingt respect af.'
Dit zijn slechts enkele grepen uit dit boek,
een monument van doorzettingsvermo
gen van jonge jongens in de kampen.
Daar werden hele gezinnen uit elkaar
gerukt. Door dat te doen, schrijft Klaas
Liesker zeer terecht, hebben de
Japanners hun grootste wandaad bedre
ven. Mijn respect voor de auteurs. Ik heb
het in één adem uitgelezen. Als ik de uit
gever was, gaf ik het boek bij een volgen
de druk een andere titel en een andere
omslag, want dat verdient deze harte-
kreet van een gevangen zittende jeugdi
ge generatie ten volle.
Wim Hornman
9 Februari jl. bracht de IKON op de televi
sie de Australische documentaire 'Fifty
years of silence' waarin Jan Ruff-O'Herne
haar aangrijpende relaas doet over wat
haar in de kamptijd overkomen is. Haar
en duizenden andere Aziatische vrou
wen, maar waarvan zij als eerste
Nederlandse in de openbaarheid durfde
te komen om zich solidair te verklaren tij
dens de publieke hoorzitting die onlangs
in Tokyo is gehouden.
Jan (Jeanne) O'Herne is in Indië geboren
en getogen. Van Frans-Indische afkomst.
Met haar ouders en zusjes een gelukkig
leven leidend op de suikerfabriek
Tjepiring (bij Semarang). In haar boek,
dat het scenario leverde voor de ontroe
rende documentaire vertelt ze (in het
Engels) over haar heerlijke jeugd. Sfeer
en details doen denken aan Memoirs of
an Indo Woman van Rita Schenkhuyzen.
Zulke voor ons herkenbare details met
liefde verwoord waardoor de schrijfster
bewust of onbewust naar de tragische cli
max toewerkt. Want het gaat per slot van
rekening om wat haar overkomen is in
het Ambarawa-kamp waar Jan met haar
moeder en zusje in terecht kwamen. Met
tien andere meisjes werden zij wegge
voerd en in een bordeel in Semarang tot
prostitutie gedwongen.
Ze schrijft sober, eenvoudig, maar zo
suggestief dat het je keel dichtknijpt. Zo
gebeurde dat ook in die sublieme docu
mentaire. Drie maanden duurden deze
verkrachtingen, de diepste en wreedste
vernederingen die een vrouw kan onder
gaan. In 1944 werden de meisjes naar
kamp Bogor gebracht met het uitdrukke
lijk verbod om te zwijgen anders zou er
wat met hun familie gebeuren.
En Jan O'Herne zweeg. Er zijn vernede
ringen die zo erg zijn dat je er niet over
kunt en wilt praten. Haar trots was onge
broken en ze slaagde er in zichzelf terug
te vinden. Na de vrede kwam de gezins
hereniging en haar nieuwe geluk met de
Engelsman Tom Ruff met wie ze trouwde,
twee dochtertjes kreeg en na een lang
verblijf in Engeland naar Australië vertrok.
In 1992 kwam de commotie over de z.g.
'troostmeisjes' in de media. Zij eisten
openheid over deze gedwongen prostitu
tie en een schadeloosstelling. Voor haèr
goede vriendin Do Huisman liet Jan zich
overhalen ook haar verhaal te doen in
Tokyo.
Jan deed haar verhaal. Sober, ingetogen
maar juist daarom zo overtuigend dat de
vele aanwezigen (ook televisiekijkers,
want de hoorzitting werd uitgezonden)
diep ontroerde. Het meest ontroerende
moment: de Japanse tolk die haar tranen
niet kon bedwingen en de Japanse auto
43