Bijlage bij het overlijden van ir. P. C.M. Fluyt, Kerstmis 1985. Geboortebewijzen Rund en buffel (2) RUNDEREN RECTIFICATIE Wanneer ik hier iets mag zeggen over het verscheiden van Paul Fluyt, zo wil ik het hebben over een ouder collega, som tijds mijn chef en bovenal over een heel oude vriend. Over enkele episoden uit een rijk, afwisselend leven. Als oud-houtvester wordt Paul zelfs nu nog genoemd in het moderne Indonesië. Het was een voorrecht iets van zijn werk te hebben mogen zien in Noord-Sumatra, bij Kaban Djahe, waar Rie en Paul geluk kige tijden hebben doorgebracht. Daar stonden zijn dennen als een schitterend stuk land, meer dan 50 meter hoog, door hem en zijn mannen en hun vrouwen in de dertiger jaren van deze eeuw geplant. Als een grote oase in de onafzienbare door de mens gemaakte woestenijen in de Karo Hooglanden van grove grassen en adelaarsvaren welke in een dichtbe volkt land voor mens noch dier bewoon baar zijn of zelfs kunnen worden bewoond. Geen wonder, dat zijn studie: Herbebossing met dennen ter Oostkust van Sumatra van 1935 als klassiek wordt beschouwd en tezamen met een tiental andere publikaties en geschriften ook nu nog door en voor Indonesië van belang worden geacht. En daar is een stuk bij, waarin wordt gewaarschuwd voor het opdringen van Japanse concessies in Oost-Borneo, waar Paul, als reserve-kapitein bij de luchtmacht wees op de nabijheid van onze verborgen vliegvelden. Dat is van belang voor de militaire historie van Indonesië. Zelf zullen wij nooit vergeten hoe Rie en Paul ons bij aankomst in Indië hielpen er enigszins de weg te vinden en ons bij onze eerste stappen te begeleiden. Zo was hun hulp ook aan andere jongelui. Als krijgsgevangenen aan de Birma-Siam spoorweg waren wij - als ik mij dat goed kan herinneren - bijna twee jaren z.g. 'slapies' en dan leer je elkaar kennen, zowel de goede menselijke kant als eikaars minder goede hoedanigheden. Maar ook in het kille eerste vaderland, Nederland, bleef een oude vriendschap bestaan. Uit die lang achter ons gelegen tijden maakte vooral indruk op mij hoe hij hoop en geloof in betere tijden levendig kon houden bij de mannen, die de agressor onder commando van kapitein Fluyt had geplaatst. Woorden, welke tot troost mogen strek ken voor het groot verlies van Rie, kinde ren en kleinkinderen, ontbreken mij. Paul Fluyt, rust zacht. Fred Rappard Over geboortebewijzen gesproken. Ik wilde in 1961 trouwen en voor het eerst in mijn leven vroeg iemand mij naar mijn geboortebewijs. Ik had er geen. Ik ben in 1938 in Soerabaja geboren en in 1947 naar Nederland gekomen. Dat ik een paspoort had en andere papieren, was leuk voor mij, maar ik moest echt met een geboortebewijs aankomen. Zonder dat papier geen huwelijk. Ik schreef Buitenlandse Zaken in Den Haag met het idee in het achterhoofd dat de één of andere instantie daar, wel een kopie zou hebben. Maarzij schreven terug dat de akte uit Indonesië moest komen en dat was in 1961 niet mogelijk. Met die brief ging ik naar het gemeentehuis in Hilversum, waar wij wilden trouwen. Heel spijtig voor mij, maar de brief van BZ en mijn paspoort waren niet voldoende. Ik werd naar het kantongerecht gestuurd, maar zij konden niets voor mij doen. Wat nu? Een paar weken later werd mij gevraagd naar het gemeentehuis te komen, want men had er iets op gevon den. Voordat de ambtenaar ons zou trou wen, moest ik in de trouwzaal voor alle genodigden gaan staan en onder ede verklaren, dat ik diegene was, die ik, vol gens de gegevens in mijn paspoort, was. Op bijgaande foto leg ik de eed af met de twee vingers van de rechterhand omhoog. Ook bij mijn tweede huwelijk in 1973 in Amsterdam bleek ik een geboortebewijs te moeten tonen. En dat had ik nog steeds niet. BZ kreeg weer een brief van me. Zij schreven terug, dat het nu wél mogelijk was dat ik dit uit Indonesië zou kunnen krijgen, maar dat het misschien een jaar kon duren voor ik het zou ont vangen. Met deze brief ging ik naar het stadhuis en vertelde daar meteen ook maar dat ik in 1961 een eed had afge legd. Gelukkig maar, dat ik dit laatste ook vertelde, want een week later werd ik opgebeld dat alles in orde was. E. Keja-Simons, Muiden De reactie van R.G. Kloër in Moesson 39/8 (februari 1995, pagina 7) behoeft enige correctie. In tegenstelling tot runde ren in de westerse wereld zijn de runde ren in Azië en Afrika afstammelingen van buffels. De banteng wordt gerekend tot het geslacht van het rund (bos) of de z.g. holhoornigen. Tot de holhoornigen beho ren de runderen in engere zin (geslacht, bos dus), de buffels (Anoa, Bubalus en Syncerus) en bizons (Bison). In bijgaan de fotocopie van een illustratie van enke le rundersoorten wordt de karbouw dan ook wel degelijk tot de runderen gere kend. In de Grote Winkler Prins KARBOUW (Bubalus kerabau) 2,5 m plus 0,9m Encyclopedie wordt de karbouw ge noemd: 'De karbouw is een fors gebouwd rund met grote halvemaanvormige, aan de basis enigszins driehoekige horens'. G. Servaas, Lelystad In Moesson 39/8 (februari, pagina 31 en 33) is de naam van de Hollandse Wayang Golekspeler foutief gespeld. Er staat Heerschap, maar dat moet zijn Heerschop. Onze excuses aan de heer Heerschop. Redactie 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 7