De suikerfabriek OEMBOEL bij Probolinggo (deel 1) M door G. Servaas ijn vader noemde de vlak te waarin Probolinggo en de Sf Oemboel liggen een grote, lege parkeer plaats: niets te beleven, heet, stoffig, saai. En mijn moeder zei: je gaat hier langzaam dood. Ik denk dat deze omschrijvingen meer de Sf Oemboel gol den dan Probolinggo, zo'n vijf kilometer verder oostwaarts gelegen. Achteraf was het er misschien wel saai, maar de toch ten naar Pasir Poetih, het Tengger- gebergte in en naar het Malangse waren dan toch wel plezierige afwisselingen in het leven op die 'lege parkeerplaats'. En niemand van ons ging er dood. Het leven op de suikerfabriek Oemboel verliep ongeveer als volgt. Van de helft van de nacht werd dag en een deel van de dag werd tot nacht gemaakt, want de dit stapeltje had doorgelezen, van begin tot eind, waren er precies twee uren verstreken. Hoe lang ik dit heb volgehou den weet ik niet meer, maar naar mijn gevoel moeten dit jaren zijn geweest. Het was wel een algemeen gebruik vóór zonsopgang op te zijn. Ik zat dan vaak met mijn vader op de stoep van de voorgalerij over 'filosofische' dingen te praten, zo in de trant van: gaan we morgen niet of wel naar Soerabaja? Ik vond dat een gezellige stad die alleen geschapen leek om speelgoed te verga ren. Of: gaan we zondag naar Soekapoera? Nog vóór de zon op is sta ik in de mandi- kamer, een ruimte met alleen bovenin wat luchtgaten afgeroosterd tegen onge dierte, zodat het er altijd schemerdonker was. Een grote cementen kuip stond altijd vol water en met een gajong, een meta len of emaille kom met in het midden een smeet de inhoud naar het beest, precies midden tussen die twee uitpuilende ogen mikkend. Tot op de dag van vandaag weet ik niet waar het beest gebleven is. De school was vanaf het suikerfabriekem placement niet te belopen, ik dacht dat wij meer dan een uur gaans van de stad afzaten. In het begin ging ik met nog een paar schoolkameraadjes met een dokkar naar school en terug; het was steeds het zelfde, ik denk dat wij daar een soort abonnement op hadden zodat de koetsier ons voor een vast bedrag per week naar en van school bracht. Met dezelfde dokkar gingen wij op zon dagochtend naar de kerk in Probolinggo, het paardje was dan versierd met een pluim of een strik vanwege de zondag. Later kreeg ik een fiets, een Japanse, en die kostte 9,-een heel bedrag in die tijd, maar tijdens de westmoesson moest Ons huis aan de Grote Postweg in Probolinggo, op het emplacement van de Sf Oemboel, 1932 namiddag werd doorgaans slapende en de eerste helft van de nacht wakende doorgebracht. Het zal wel iets met het kli maat te maken hebben gehad. Wij kinde ren moesten ook om twee uur 's middags de slaapkamer in tot vier uur. Ik vond dat erg vervelend en had maar één middel om deze twee uur door te komen. Ik had een stapeltje Sjors, voorzitter van de rebellenclub en wanneer ik de bladen van dwarsbalkje van hout, dat als handvat diende, gooide je dan water over je heen uit de kuip. Ondanks die roosters bovenin zat er op een kwade ochtend een vuistgrote spin mij met uitpuilende ogen aan te staren, gezeten op de rand van de cementen waterbak. Hij wilde mij zeggen: doe me maar eens wat. En dat deed ik dan ook, schepte een volle gajong met water en ik toch met de dokkar. Ons huis lag aan de Grote Postweg, de op last van gouverneur-generaal Daendels aangelegde weg van het uiter ste westen tot het uiterste oosten van Java. De helft van de voorzijde van ons huis bestond uit een overdekte galerij met gepleisterde zuilen, waarop een slaapka merdeur uitkwam; naar mijn idee een soort zaal lag daarachter, waarvan de 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 19