Eens een dief... O Canada, 'Sunshine Hills', Door C. van Heekeren Het was laat in de middag en ik lag bij te komen van mijn zoveelste malaria-aan val, die me volkomen had uitgeput, toen plotseling werd omgeroepen, dat alle zie ken ogenblikkelijk moesten aantreden. Wij waren al zo grondig gedresseerd, dat we, zachtjes vloekend en mopperend aan het bevel gehoorzaamden, ons van de slaapplank lieten zakken en naar de appèlplaats liepen om aan te treden. Daar stond de kamparts, dokter Van Bessem, die zich fel verzette, dat zijn patiënten aan het werk werden gezet. In een enkel geval had hij succes, want de bewakers hadden respect voor onze dok toren. Naast hem stond de Nederlandse kampcommandant, een officier, die er als altijd sullig bij stond en niets deed. Binnen een kwartier stonden alle mensen die niet waren vrijgesteld, op de open wagons om naar de spoorbrug te gaan, die bedreigd werd door een bandjir. De regen viel bij bakken neer en wij stonden als makke schapen en klampten ons aan elkaar vast om niet van de trein af geslin gerd te worden. Eer we de tien kilometer tot de brug hadden afgelegd, was het al pikkedonker. Op en bij de brug krioelde het van de 'gezonde' krijgsgevangenen, die de brug trachtten te redden tegen de steeds stijgende rivier, die in wilde werve ling hele bomen aanvoerde, die met lange staven moesten worden wegge duwd of opzij om te proberen ze onder de brug door te krijgen, wat steeds moeilijker werd omdat het water al tot het wegdek reikte. Er heerste een chaos, die door enkele fakkels verlicht werd en van ons werd wel actie verwacht, maar we waren in feite overbodig. Een vriend fluisterde mij toe: 'Pak die boomstam daar en ga daarmee heen en weer lopen. Het is bal sahout!' Ik deed wat mij gezegd was en begreep meteen zijn bedoeling, want die stam bleek niet meer dan een paar kilo te wegen. Maar het zag er heel indrukwek kend uit, toen ik dubbelgebogen onder die stam, met groot acteurstalent daar over de spoorlijn liep. Na een half uur keek een Japanner me wat peinzend en wantrouwend aan, maar ik rekende erop, dat voor hen al die magere, baardige, vuile, blanke scharminkels precies op elkaar leken in het donker en dat bleek goed gezien. Het water bleef stijgen en spoelde over het wegdek. Het hout van de brug begon angstig te kraken, totdat het zo hevig werd, dat eerst de bewakers niet meer op de brug durfden te blijven en daarna de gevangenen er af lieten gaan. Het werk werd gestopt en we trokken ons terug op het bruggehoofd, dat hoger lag en een steeds kleiner stuk droog land bood, waar wij ons niet alleen verzamelden, maar waar ook alle mogelijke ondieren hun heil zochten. We trokken ons daarvan niet te veel aan, waren moe en apathisch en zo gingen enkele uren voorbij, die we half slapend doorbrachten tot, als door een wonder, enkele Koreanen verschenen met twee houten emmers. In de één zaten gekookte ballen rijst, in de andere zat gekookte gember. De rijstballen waren zo groot als tennisballen en onze vaandrig kreeg bevel dat te verdelen. Snel had hij berekend, dat hij dan die bal len elk in zes gelijke stukken moest ver delen, waaraan hij met de moed der wan hoop begon. Dit was natuurlijk niet te doen en luide protesten klonken direkt bij de eerste verdelingen. Bovendien kostte het erg veel tijd, teveel volgens de Japan ners. Ik was bijna aan de beurt om mijn deel te krijgen, toen het de bewakers ver veelde en ze ons uit elkaar begonnen te slaan. In de verwarring van dat moment, in het half donker, zag ik mijn kans schoon: in een snelle greep pakte ik een hele rijstbal uit de emmer en met de andere hand nam ik gauw zo veel moge lijk gember en propte alles in mijn mond. Het werd een beetje licht en we zagen dat we op een eiland te midden van het totaal overstroomde land zaten, terwijl het water nog steeds, maar langzamer, steeg. Na enig overleg kregen we het bevel de terugtocht te aanvaarden over de onder het water liggende spoorrails. Met je ene hand op de schouder van de man voor je en de andere op die van de man naast je op de andere rails, stapten we het water in, dat tot halverwege de dij reikte. Het was een angstige ervaring, want met je blote voeten moest je steeds tasten naar de onzichtbare, gladde rails en bovendien wisten we niet of daaronder de spoordijk niet was weggespoeld. We kenden het tracé maar al te goed met alle beekjes en riviertjes die we hadden moe ten overbruggen. Het ging langzaam, want vooral zij, die vooraan liepen, aarzelden dikwijls door die onzekerheid van wat zich onder water bevond. De muskieten hielden de hele tocht een feestmaaltijd op die blote bovenlijven terwijl bloedzuigers dankbaar onze benen onder water ontdekten. Na enkele uren voelden we, dat we op hoger terrein kwamen en tenslotte moch ten we op een droog stuk rusten. Daar ging het gesprek uiteraard over de erva ring van deze nachttocht, maar vooral over het drama van het eten en over de mensen die hadden gestolen. Ik keek daarbij met een onschuldig gezicht de andere kant op, tot een jonge, blonde Indische jongen zich voor mij opstelde en naar mij wees en met een diep veronge lijkt gezicht zei: 'En zelfs die meneer heeft ook gegapt!' Die 'meneer' met zijn lange baard, zijn vieze lila schaamlap, schaamde zich dood en tot de dag van vandaag zie ik die beschuldigende vinger en dat verongelijk te gezicht van de jongen voor mij. GEDEPONEERD Zilveren Medaille Den Haag 1885 Luik 1902 Gouden Medaille Den Haag 1913 Lid der Jury, Brussel 1910 Pharm. fabriek" PHYTOL' Bracht 4, B 4790 Burg- Reuland, België, tel. 09-080420082 Vraag gratis receptenboekje bij uw Toko en drogist bed breakfast, Vancouver Area, B.C., 11200 Bond Blvd., N-Delta BC, V4E-IM7, tel. (604) 596-6496, fax (604) 596-2560. ■Or" 'i'v Putzi en Wim Honing, 2 slp.kmrs. m. eig. ingang kitchenette. Can $50.- p.couple. 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 39