POIKRIÉ'S
PERIKELEN
Gedenken en herdenken
13
Woon je als bijna enige (belegen) sinjo in
een Veluws dorp, en heb je soms het
gevoel dat je nog steeds als een exotisch
importartikel wordt beschouwd, krijg je tot
je verbazing vanuit dat zelfde dorp het
beleefde verzoek of je niet een verhaaltje
kunt schrijven over de Canadese eenheid
die hier 50 jaar geleden de dorpen kwam
bevrijden.
Denk je: 'Wat moet ik daar nou van afwe
ten? Ik zat 50 jaar geleden aan de andere
kant van de aardbol. Jullie zijn er hier zelf
bij geweest, waarom doe je het dan ook
niet zelf?'
Maar dan ga je bij jezelf te rade en ga je
na veel wikken en wegen door de knieën,
ledereen is ergens wel ijdel genoeg om
zich gevleid te voelen met zo'n verzoek.
Maar goed, het ging er om dat hier op 21
april in een nabijgelegen buurtschap een
eremonument zou worden onthuld voor
de mannen van het regiment Princess
Patricia Canadian Light Infantry, kortweg
de Patricias genoemd. Die mannen heb
ben zich indertijd onderscheiden op
Sicilië, bij Anzio, Monte Cassino en nog
een handvol andere strijdtonelen in Italië
en elders. Na een korte rustperiode in
België zijn ze toen via het Reichswald
noordwaarts getrokken om mee te helpen
aan de bevrijding van Oost-Nederland. Bij
de operatie Cannonshot zijn ze uiteinde
lijk hier in dit gebied terechtgekomen.
Óp 21 april 1945 kwam hun eerste
gevechtspatrouille in de buurtschap
Oosterhuizen een kijkje nemen. Groot
feest natuurlijk. Na 5 jaar bezetting waren
de bewoners uitzinnig van vreugde. Lo
gisch dat men daar 50 jaar na dato flink
wat aandacht aan wilde schenken. Het
betrokken bevrijdingscomité ging natuur
lijk ook verder dan de onthulling van dat
monument. Het totaalprogramma van het
te vieren jubileum klonk als een klok.
Gedenken, herdenken, straten en huizen
versieren: alles zat er in. Maar het klap
stuk was de grote optocht. Dat was een
ongelooflijk schouwspel. Ongeveer 150
themawagens, een groot aantal groepen
en individuele deelnemers, maar ook een
levensechte Sherman-tank trokken door
de straten, toegejuicht door honderden
met vlaggetjes zwaaiende mensen. En
natuurlijk waren er de Canadese vete
ranen in militaire voertuigen. Die mannen
werden terecht gefêteerd alsof het weer
21 april 1945 was. Dat massale dank-
betoon werd na afloop van de optocht
trouwens afgesloten met een gezamenlij
ke boerenkoolmaaltijd voor 500 man.
Geweldig toch, dat het moment van
bevrijding na zoveel jaren met zoveel
enthousiasme en eendracht kan worden
gevierd? Krijg je gewoon de kriebels van.
Maar moet je onwillekeurig ook denken
aan ónze bevrijding, en de terugblik daar
op, straks in augustus. Kun je je eigenlijk
niet aan de indruk onttrekken dat er dan
weinig reden is voor uitbundige feesten.
Gelet op het feit dat die bevrijding het
startschot was voor een periode van
grote onveiligheid en onzekerheid, kun je
na 50 jaar weinig meer doen dan geden
ken en herdenken. Al was je destijds nog
zo blij dat de godenzonen in het stof had
den gebeten.
Ik weet nog als de dag van gisteren hoe
het er bij onze 'bevrijding' in Tjimahi aan
toeging. Alle corvees waren afgelast en
het kamp gonsde van de geruchten. Dat
het afgelopen was, was wel duidelijk,
maar van echt hoera-geroep was nog
geen sprake. Zo moest zelfs onze door
enkele voortvarende figuren gehesen
driekleur weer gestreken worden.
Kennelijk wilde men onze gastheren niet
tegen de gevoelige schenen schoppen.
Bovendien is het waar dat de buitenwacht
ook niet zo gecharmeerd was van onze
vlag. Omdat het dijkjes repareren in de
tambangans van modelboerderij Zonne
wende toen ook was afgelast, hadden we
ons met een paar man tegen de muur
van onze barak gevleid om onderhoud lijf
te plegen. Het weinige wat van de buik
partij over was aan de zonnewarmte
blootstellend, lokten we de verfoeide
klereluizen uit hun verborgen hoekjes en
drukten ze plat. Eén grote slachtpartij
was 't. Totdat opeens een Mitchell laag
over het kamp donderde. De oranje drie
hoeken met zwarte rand waren duidelijk
te zien. Het uitmoorden van de klere-
luizenkolonies werd onmiddellijk ge
staakt. Of we toen geschreeuwd en
gesprongen hebben weet ik niet meer,
maar blij waren we natuurlijk wel.
In de daaropvolgende dagen hebben we
ons trouwens helemaal klem gegeten aan
rijst. Gewoon witte rijst-sadja. Misschien
wel onsmakelijk om het zo uit te drukken,
maar er waren er nogal wat die door die
plotselinge overvloed aan maagvulling
herhaaldelijk de latrine moesten opzoe
ken. Ikzelf ook. Af en toe was het daar
net zo druk als op de Pasar Gambir. Wat
in de daaropvolgende periode gebeurde
is overbekend. Dat gaf allemaal weinig
reden voor feestvreugde. En de herinne
ring daaraan nog steeds niet. Toen ik dus
met allerlei boekoe-pienter bij de hand op
dat verhaal over de Patricias zat te zwe
ten, moest ik daaraan denken. Hoe zou
ons feest ter gelegenheid van 50 jaar
bevrijding er uit moeten zien? En wie
zouden wij in hemelsnaam als onze oud
bevrijders moeten fêteren? De Ameri
kaanse vliegers die de atoombommen
afwierpen, de Japanners die ons in de
bersiaptijd beschermden, de Engelsen
die lang niet overal konden zijn, het KNIL
en de KL? Als je sommige mensen hier
moet geloven, zijn de mannen van het
Republikeinse leger de enige echte
bevrijders en zouden wij als oud-onder
drukkers en -uitbuiters er goed aan doen
onze mond te houden. Voor ons was de
oorlog alleen maar afgelopen. Rest ons
dus alleen maar het gedenken van al die
mannen, vrouwen en kinderen die des
tijds met ons in hetzelfde, miskende
Nederlands Indische schuitje zaten; maar
er in de rond acht jaar omvattende
stroomversnelling van gebeurtenissen uit
werden gegooid en het leven lieten. Wei
nig reden dus om in augustus de toeter
en feestmuts uit de kast te halen, lijkt mij.
Maar wanneer wij tóch tot het houden
van een eigen grote optocht besluiten,
heb ik een idee voor een themavoertuig:
een platte wagen met daarop een paar
kerels - in tjawet, want in augustus is het
toch warm - die tussen een rijstketel en
een latrine heen en weer rennen. En
daarboven een spandoek met de tekst:
'Van de regen in de drup. Pijn in de buik
bij de hele klup.' De Mitchell-bommen-
werper moeten de toeschouwers er maar
bij denken. En voor het verhaaltje dat dan
over onze vroegere bevrijders moet wor
den gemaakt gaan ze maar naar mijn
buurman. Die is nooit verder weg ge
weest dan een camping op Texel. De
boekoe-pienter over de oorlogsjaren in
Indië mag hij wel van mij lenen. 0