Proeftentamen
PRACTISCH
NEDERLANDSCH-JAVAANSCH
WOORDENBOEK
MET LATIJNSCHE KARAKTERS
P. JANSZ
Door C. van Heekeren
Toen ik voor de tweede maal zakte voor
mijn kandidaatsexamen Indologie, alwéér
op Javaans, zag ik er geen gat meer in.
Ik was een hopeloos geval, te dom en
onhandig voor alles. Ik bleef op mijn
kamer, probeerde wat te lezen en zelfs
daarin slaagde ik niet.
De vierde dag kwam mijn moeder thuis,
in de kleding die ze alleen voor bijzonde
re gelegenheden (huwelijken en begrafe
nissen) aantrok met de daarbij behorende
zwarte cape, die ze al zeker twintig jaar
had. Ze keek als een stout kind en tege
lijk triomfantelijk: 'Ik ben bij je professor
geweest en heb hem gevraagd of je te
dom of te lui was en toen heb ik erg
gezellig met hem gepraat. Hij was vol
begrip voor mij als weduwe met zoon.'
Ik was razend, woedend. Ze had mij, 21
jaar oud, behandeld als een schooljon
gen, die een slecht rapport had gekregen
en die zijn moeder nodig had om met de
leraar te spreken. Als mijn vrienden dat
hoorden! Ze had mij onmogelijk gemaakt.
Ik maakte haar dit duidelijk, maar dat
maakte geen indruk. 'Ik heb bereikt, dat
je een proeftentamen mag doen', zei ze
tevreden en noemde datum en tijd.
Toen dag en tijd daar waren, klom ik de
trap bij de professor op als een Franse
markies het schavot. Met rechte rug en
strak gezicht, maar van binnen trillend als
een kalf dat weet dat hij geslacht gaat
worden. De professor deed zijn best, zo
ver hij dat kon, om mij op mijn gemak te
stellen en legde een stuk in Javaans
schrift voor me neer. Gehinderd door dat
onhandige en moeilijke schrift begon ik
moeizaam en aarzelend aan de vertaling,
waarin ik weldra plezier kreeg. Het was
een stuk uit de 17e eeuw, waarin een lid
van de hofhouding van de sultan verslag
uitbrengt van het eerste bezoek van
Compagniesdienaren aan het hof. Hij is
ontsteld om te zien hoe grof en lelijk ze
zijn en hoe slecht hun manieren. Ze zijn
dik gekleed, met leren schuiten aan hun
voeten, leren schuiten op hun hoofd, met
veren, ze lopen en stampen, ze weten
niet dat ze horen te hurken, praten te
hard en ze stinken. Ze hebben rode, glim
mende huiden en tot schrik van iedereen
nemen ze hun hoofdschuiten af, draaien
die een paar maal voor hun buik en 'kern-
pit'. Paniek vervulde mij: wat betekende
dat woord? 'Kom', zei de hoogleraar,
'denkt u nu eens na, wat deden de man
nen in die tijd met hun hoeden?' Ik wist
het niet. 'Weet u wat, ik moet nu even
weg en dan kunt u het zelf opzoeken', en
daarbij overhandigde hij me het woorden
boek van Geerken Roorda, dat niemand
gebruikte, omdat het in Javaans schrift
was. We zochten alleen op in het boek
van Jansz, dat in Latijnse karakters was
gedrukt.
Na een kwartiertje kwam hij terug en
vroeg opgewekt (de naarling) of ik het
woord had gevonden? Bij het negatieve
antwoord, vertelde hij me, dat het 'onder
de arm klemmen' betekende. Een lichte,
tevreden glimlach verried, dat hij doorhad
dat ik dat woordenboek praktisch niet had
ingezien. We gingen verder en na twee-
en-een-half uur vond hij het genoeg. Een
pijnlijke stilte, waarin ik het vonnis
afwachtte, volgde. Vriendelijk vroeg hij,
wanneer ik mijn examen wilde overdoen.
'Over een maand, professor', hoorde ik
mij met een benauwde piepstem zeggen.
'Ja, dat kan best', zei de grote man rustig.
'Zeker nog veel woorden bijleren?' infor
meerde ik al wat opgewekter. 'Nee, uw
woordenschat is zeer voldoende', hoorde
ik tot mijn verbazing. 'Dan mijn grammati
ca?' informeerde ik met iets meer zelfver
trouwen. 'Nee, uw grammatica kennis is
perfect', hoorde ik met opluchting, want
daar had ik het meeste moeite mee
gehad. 'Maar wat dan?' vroeg ik ver
baasd. 'Ach, u kunt nog eens een bladzij
de lezen, maar nodig is dat niet.'
Uitgelaten ging ik naar huis en vergaf
mijn moeder grootmoedig haar ingrijpen.
Ik slaagde met vlag en wimpel toen ik
voor de derde keer dat examen deed en
het enige, dat ik nu na 55 jaar nog van de
taal weet, is het woordje 'kempit'.
C. van Heekeren O
samengesteld door
Vijfde, verbeterde en weder vermeerderde uitgave
39