Ontmoetingen op de late avond Hans Leidelmeijer Harryet Marsman - plantersvrouw 11 De tuin is nu klaar, alleen de plantjes moeten nog een heel eind groeien. Er is met een gepaste hoeveelheid bamboe, rietmatten en grind gewerkt. Er staat ook een bamboe waterklok, welke op regel matige tijden het daarin verzamelde water uitkiept. Net een pantjoeran oftewel een watervalletje. Een buurjongen, twintig jaar jong, heel spontaan zoals de jeugd kan zijn: 'Buurman, wat apart, leuk zeg, nog nooit eerder gezien en zo anders!' Weer een ander: 'Onder die bamboe per gola is het goed saté roosteren!' Staande onder de bamboe pergola begon mijn schoonzoon spontaan 'Waarom huil je toch nona manis' te zingen. Uit de com mentaren blijkt dat het tropische karakter of moet ik zeggen de band met de roots goed tot uiting is gekomen. Als het maar geen monument wordt. Voor mij is het een hele rare samenloop van omstandig heden. Reeds zevenendertig jaar woon ik in Nederland maar ben nog nooit zo intens met mijn geboorteland Indonesië bezig geweest als de laatste tijd. Herkent iemand dit, is dit een voorbode ergens van? We zien wel! In augustus, wanneer iedereen weer terug is van vakantie, komen mijn zus, zwager, neven en nich ten bij ons een selamatan houden. Dan denken wij in gezelligheid en respect terug aan de mensen van de statiefoto van wie de meesten er allang niet meer zijn. Gelukkig is Moesson er nog! Op een avond haalde de telefoon me uit een sluimer voor de televisie. Een vreemde meneer maakte zich bekend als vriend van Jan Weites uit Haren. Samen hadden zij de oorlog in het Verre Oosten in een Japans kamp overleefd. 'Ik heb begrepen dat u en Jan elkaar ook goed kennen?' 'Wij zijn Moessonvrienden van zowat het eerste uur. Hij spreekt mij aan met 'oudere zuster.' 'En heeft u in het oude Indië uw werk altijd op ondernemingen gehad?' 'Alweer goed'. 'Heeft u ooit direct te maken gehad met het Leger des Heils?' (erg op de vrouw af) 'Hoe komt u déér nou bij?' 'Nou...' Hij begon te vertellen over wat hij had gedaan. Hij was lang bij het Leger des Heils geweest. Het Leger had geld nodig, veel geld en dat moest bij elkaar gebracht worden o.a. door collectes. Over de hele linie. Zij kwamen dan ook over al, tot in de verste hoeken en op ondernemingen hoog in de ber gen. Daar moesten zij al heel vroeg in de morgen voor op stap. De afstanden waren groot en de wegen dikwijls bar slecht. Gelukkig waren er soms zeven of acht complexen bij elkaar, dan lukte het wel er op één dag drie of vier te bezoeken. 'En de laatste zeker laat op de avond' onderbrak ik. Ineens was me namelijk een belevenis met het Leger des Heils te binnen geschoten. Het had de hele dag geregend, en nog gutste het water bij vla gen over de rand van de dakgoten. We hadden gegeten, onze broodmaaltijd 's avonds. De djongos was aan het afruimen, toen hij ineens zei 'tamoe ndoro...bezoek'. Ik spitst de oren en ja...- behalve het ruisen van de regen hoorde ik ook het onregelmati ge gepruttel van een motorfiets. Ik liep de voorgalerij op en aan de stoep was iemand bezig van zijn Rosinante af te stappen. Hij schudde het water uit zijn kle ren en klom de stoeptreden op. 'Wie bent u?' vroeg ik verbaasd, 'waar komt u vandaan en waar logeert u?' 'Hier, bij u. Als het goed is.' Het klonk zo vertrouwd, zo vanzelfsprekend - en dat was het natuurlijk ook, wie stuurt in zulk boos weer nou iemand opnieuw de donkerte in. 'Loop maar recht door de galerij af, trapje omlaag, de eerste deur is de badkamer. U krijgt een handdoek en kleren voor de nacht. 'SoewarnL.bikin kamer.' Zij deed de kamer. Djongos trok een blik erwtensoep open - sop sener. Na het bad deed mijn gast zijn maaltijd met Tieleman en Dros en zelfgebakken knappend brood. Hij was öp en dook meteen het bed in. De volgende morgen, voor dag en dauw, dronk hij met ons een kop koffie op de voor galerij, ik gaf een pakje boterhammen mee. Zijn dag was weer begonnen... 'Mevrouw Marsman, waar gebeurde dat? En in welke periode?' 'Op Kali Merawan bij Djember, tussen 1936 en 1940.' 'Klopt. Dat was ik op mijn ouwe Harley. In 1937 opereerde ik in Djember en omstreken.' 'Niet te geloven, bijna zestig jaar geleden...en we ontmoeten elkaar opnieuw, al is het over de telefoon...' mompelde hij. En ik? Voor mij stond ook de tijd even stil. En de wereld heel klein...

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 11