EEN LANG VERHAAL
IN HET KORT
'MIJN VADER BRENGT
ALTIJD BRIEVEN THUIS'
Lilian Ducelle
afkomst. Wie wilde in Nederland iets
weten over onze afkomst? Niemand?
Ook goed, maar laten we dan de gele
genheid scheppen om naar elkaar te luis
teren, we kunnen veel van elkaar leren,
schrijf, getuig.
Dat waren de brieven die Tjalie thuis
bracht.
Terwijl ik in de keuken bezig ben zitten de
buurtdametjes in de huiskamer op de
grond voor televisie. Wachtend tot het
testbeeld plaats zal maken voor Tante
Hannie. Amsterdam Nieuw West is in de
jaren '50 een 'sociale' buurt. Behalve de
vele Indische gerepatrieerden die er een
woning hebben gekregen wonen er men
sen van velerlei kunne en kunsten.
Ambtenaren, middenstanders, vrije be
roepen (de vader van Hennie, het vrindje
van mijn zoon, zit voor een paar jaar zijn
'beroep' uit in de bajes) en al hun kinder
tjes spreken een sappig Amsterdams
taaltje waarvan ik hoop dat mijn kinderen
het niet heleméél zullen overnemen. Het
gekletter van mijn pannen brengt de
dames blijkbaar (tussen de vier en zes
jaar) op het onderwerp 'eten', want
opeens hoor ik Beppie zeggen: 'Mijn
vader komp altijd thuis met een grote zak
patat!' Beppie's vader staat met een
patatkraam aan het Mercatorplein.
Waarop Rientje invalt: 'En mijn vader
brengt altijd een grote doos met lekker-
bekkies mee'. Haar vader staat op de
markt aan de Jan Evertsenstraat met een
viskraam. Boffen die moeders, als ze nu
om-en-om delen hoeven ze niet te koken.
'En wat brengt jouw vader mee?' vraagt
Beppie. Stilte. Ik houd mijn adem in, wat
zal mijn kleine Viv zeggen? Dan hoor ik
haar zachte, bedachtzame stemmetje:
'Mijn vader brengt altijd een heleboel
brieven thuis!'
Elke volwassene die dat zou horen zou
denken aan een nalatige postbode en
spoorslags aangifte doen bij de politie.
Maar de dametjes zitten niet met het pro
bleem of je brieven kunt eten, want Tante
Hannie verschijnt, gelukkig.
Wie in Nederland wist toen dat die brie
ven de kopij bevatten waarmee Tjalie
Robinson zijn net begonnen tijdschrift
vulde? Een blad geschreven door lezers,
voor lezers, mensen die uit Indië kwa
men? Brieven die getuigenissen waren
van het leven dat achter hen lag, maar
nooit echt voorbij en vergeten zou zijn.
Herinneringen vol vreugde, humor, ook
verdriet, onderdrukt heimwee, verlangen.
Maar altijd eindigend met een teken van
dankbaarheid om te hebben mogen pra
ten met iemand die wilde luisteren. Graag
zelfs.
Indië was voor alle Nederlanders onbe
kend gebied maar wel slecht op de een of
andere manier. Indonesië was net zo
onbekend, behalve dat het bekend was
dat het Nederland met 250.000 doodvre
ters had opgescheept. In deze chaotische
wereld van mis- en onverstand probeerde
Tjalie in zijn dooie eentje een lijn te trek
ken. Een grens tussen valse schaamte
en trots. Blijf die je bent, wordt wat je wilt
worden, maar verloochen nooit je
Indisch Tijdschrift Tong-Tong
Het enige Onafhankelijke
Indisch Tijdschrift ter wereld.
Trouw - Branie - Ondernemend
Onder die kop verscheen ons tijdschrift
20 jaren lang. De naam 'Onze Brug' ging
Tong-Tong een paar jaar vooraf. Het
was oorspronkelijk een blad voor de jon
gens in Nieuw-Guinea. Toen het daar
een aflopende zaak werd, nam Tjalie het
blad (met 40 abonnees) over en veran
derde de naam. Over het ontstaan van de
naam schreef Emilie van Hout-lntveld
(een van de oudste en trouwste mede
werksters):
'Er werd een cabaretavond gehouden in
de Dierentuin (1958). De avond begon
zo: Tjalie Robinson begon met een knup
pel op de grote tong-tong opzij van het
podium te slaan. In de vier hoeken van
de zaal werd het geluid overgenomen
door tong-tongs die daar waren opgehan
gen. Tot ze allemaal tegelijk klonken. Het
was een aangrijpend moment - ik krijg
nog kippevel als ik aan die avond denk.'
Toen werd besloten het tijdschrift Tong-
Tong te noemen.
Een naam met een symbolische draag
kracht: elkaar horen, elkaar bijstaan,
wees waakzaam en luister naar die
ander.
Er kwam meer tot stand onder de naam
Tong-Tong, het motto was immers
'Trouw, Branie, Ondernemend'? Een
pasar malam, een kunstkring. Tjalie wilde
nog meer: een Indische woongemeen
schap, een plaats waar ouderen in een
vertrouwde, eigen sfeer de oude dag kon
den beleven. Met vrienden stichtte hij 'El
Atabal' in Spanje. Het project mislukte,
verliep niet zoals Tjalie het gedacht had.
Hij trok zich terug. Er was zoveel te doen,
zo weinig middelen, zo weinig enthou
siasme en medewerking als het erop
aankwam. Tjalie's idealisme, zijn vooruit
ziende blik, hij snapte de traagheid van
de mensen niet. Misschien voorvoelde hij
onbewust dat zijn leven een tijdslimiet
had, dat hij het niet zou halen. We spra
ken er nooit over, nooit. Er was alleen tijd
voor DOEN.
Californië en terug
Tjalie had een taak in Nederland, mijn
enige taak was het overwinnen van mijn
asthma en mijn aversie tegen Nederland.
Ik raakte beiden kwijt toen we naar
26