den. De tweejarige die bij het spelen met blokjes uit eerzucht onmogelijke torens wilde bouwen, die wel in elkaar moésten vallen en die dan vertwijfeld huilde wan neer dat gebeurde. Een kind dat de vreugde van het omver gooien van torens niet kende. De zesjarige, die na een heerlijke zonni ge dag in het zwembad, een dag met picknick, spelletjes in het water, minigolf, voorlezen, die na zo'n dag op de terug weg achterin de auto naast zijn twee jaar jongere broertje zittend plotseling de, door haar nooit vergeten, zin sprak 'en toch ben je de grootste rotmoeder van de hele wereld, ik haat je', daarbij met zijn voeten tegen de rugleuning van haar stoel trappend. Ze had niet geantwoord, ze had haar handen vast om het stuur geklemd en moeite gehad de tranen van angst dit kind te verliezen terug te drin gen. Toen ze thuis kwamen was hij kop pig en brutaal geweest, haar treiterend. Ze had geprobeerd vriendelijk te blijven, geen aandacht aan zijn gedrag schen kend. Bij het naar bed gaan wilde hij niet hebben, dat ze met hem samen zong en ook de goedenachtkus had hij niet willen hebben. Zodra ze echter de kamer uit ging was hij begonnen te gillen, ze moest terugkomen, met hem zingen, hem een zoen geven - om dan naar haar te trap pen en te slaan toen ze terugkwam, 'don- derop' schreeuwend. Toen waren bij haar de stoppen doorgeslagen, ze had hem met een riem die ze toevallig in haar han den had een flinke lel gegeven en daar weer dadelijk spijt van gehad. Huilend was ze de kamer uitgegaan. De jongen was haar achterna gerend en ze hadden zich verzoend. Maar nooit had ze kunnen begrijpen dat hij kennelijk zulke uitbarstin gen nodig had om van haar liefde zeker en een tijd lang vrolijk en gelukkig te zijn. Nooit zou ze ook vergeten wat hij op zijn zesde na een heerlijk verjaarsfeestje hui lend zei 'Daniël heeft het goed, hij kan altijd vrolijk zijn en ik moet steeds huilen'. Deze zin had haar hart verscheurd, ze had zich schuldig gevoeld dat ze kenne lijk niet in staat was dit kind een gevoel van geluk en geborgenheid te geven. Het kind dat in de zandbak spelend weer loos was tegenover de agressie van de andere kinderen, hij stond er met zijn armpjes langs zijn smalle lichaampje ter wijl dikke tranen over zijn wangen gleden en hij zonder een snik te geven huilde. 'Verdedig je toch', had ze gezegd of, wat misschien juist zo verkeerd was, ze had hem geholpen de hem afgepakte dingen terug te halen. Nu zou ze anders reage ren, ze zou hem in haar armen nemen en troosten en zeggen 'kom, het geeft toch niets, ik speel wat anders met je, wat leu kers, je bent mijn liefste kind en je bent zoals je bent'. Maar zou dat werkelijk een betere weg zijn geweest? Ze heeft niet kunnen verhinderen dat zijn ogen die zacht en schuchter waren in de loop van de jaren een terughoudende, wantrouwende blik hebben gekregen, dat bij de man die uit het kind gegroeid is deze ogen soms hard en koud zijn. Er zijn scènes die haar nu nog het schaamrood op het gezicht brengen. Helaas kan men op situaties slechts één keer reageren, er bestaan geen proefsta- ges in het leven, je moet met de fouten die je hebt gemaakt leven. Er was een fase geweest in het leven van het kind waar het absoluut niets had wil len eten, hij dronk alleen nog. Van vroe ger kende ze nog de verhalen van haar vader die haar jongste broer gedwongen had te eten, soms met barbaarse metho den. Ze wilde het hem niet nadoen. Ze had zich ingespannen lekkere hapjes toe te bereiden, geen dwang uit te oefenen, maar steeds was er de angst geweest, de angst dit kind te verliezen en zo had ze dan toch geprobeerd hem het eten op te dringen en toen hij het uitspoog had ze hem een klap gegeven. 'Sla hem toch dood', had C. woedend tegen haar gebruld en ze hadden ruzie met elkaar gehad, over het hoofd van het kind heen, dat nog te klein was om deze ruzie te begrijpen, maar de dreiging die ervan uit ging aanvoelde en huilde. Voor het kind zou het beslist beter zijn geweest wanneer het of alleen door haar of alleen door C. was opgevoed, maar ze waren nu eenmaal zijn ouders en ze hiel den van elkaar ondanks de vele tegen stellingen of misschien ook wel juist van wege deze tegenstellingen en ze hielden van hun kind. Zij had het te zeer liefgehad! Hoeveel fouten heeft ze gemaakt! Ze kan er alleen maar op hopen dat hij erbarmen met haar zal hebben, er op hopen dat de man die uit dit kind gegroeid is en die vandaag zijn 'Diplomaprüfung' aan de Technische Hogeschool deed, dat deze man zijn kindertijd zal kunnen begrijpen en verwerken. Er waren ook andere scènes; misschien dat hij zich die ook zal herinneren. Het bijna tweejarige kind dat bang was voor geluiden en de lampen van de treinen die regelmatig het station in- en uitreden; ze woonden toen pal naast S-Bahnhof Halensee. Hij werd compleet hysterisch wanneer er een goederentrein door het station denderde en daarbij floot. Bibberend van angst had hij in zijn bedje gestaan en ze had elke nacht met hem 53

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 53