op de arm aan het raam gestaan, naar de treinen kijkend en alles op een rustige toon uitleggend. Dan was ze, nadat ze hem in zijn bedje gelegd had ernaast op de grond gaan zitten, hem geruststellend over zijn bolletje aaiend, een handje in de hare houdend. Na een poos was hij gaan liggen en was in een onrustige slaap gevallen waaruit hij vaak nog opschrok om haar steeds naast hem zittend terug te vinden. Ze had hem op die manier een gevoel van veiligheid en geborgenheid kunnen geven. Na verloop van tijd had ze bij stukjes en beetjes dit ritueel veran derd: zodra het kind zich ontspannen had, was ze opgestaan, had gezegd dat ze een of ander karweitje ging doen, de was ophangen, de luiers uitspoelen, daarbij de deur openlatend en met opzet wat lawaai makend en met hem spre kend, 'dadelijk ben ik klaar, ik kom dade lijk terug'. Ze was ook steeds weer terug gekomen. Totdat op een dag niet meer op haar terugkomen was gewacht en hij in slaap was gevallen. De avond daarop had ze gezegd 'mama is in de zitkamer, ze wil nog wat lezen, als je haar nodig hebt kun je roepen, ik laat de deur open staan'. Hij had haar niet meer nodig gehad. En dat andere kind, het kennelijk zoveel gelukkigere? Dat steeds vrolijk kon zijn, zoals zijn oudere broer het had uitge drukt? Was het werkelijk zo gelukkig? Het was een onbekommerd, vrolijk en eigenzinnig kind geweest met een gezon de dosis zelfvertrouwen en een niet te weerstane charme. Ze had het vaak bijna achteloos vanzelfsprekend opgevoed, omdat hij zo probleemloos leek en omdat de oudste al haar zorg en aandacht vroeg. Ze had hem vaak genoeg bewo gen in ruzies met zijn grote broer toe te geven, omdat hij dit schijnbaar zonder moeite kon. Is ze ten opzichte van hem tekort geschoten? Heeft ze hem niet te toegeeflijk, te onzelfzuchtig gemaakt? Heeft ze zijn liefde en aanhankelijkheid voor haar misbruikt? Hoe vaak heeft hij als vier- of vijfjarige niet troostend zijn armpjes om haar heen geslagen en haar zoentjes gegeven, wanneer ze proble men had met de oudste of ruzie had met C. daarover. Zal de man die ooit dit inne mende, trouwhartige en koddige kind was, zal deze man, die nog steeds geen vaste levenskoers kon vinden, die nog steeds doet alsof het leven één groot feest is - en heeft hij daar geen gelijk in? - zal deze man niet op een dag met lege handen staan en merken dat het leven aan hem ontglipt is? Zal hij dan de kracht hebben deze crisis te overwinnen? Ze heeft macht over haar kinderen uitge oefend. Het is kennelijk zo in het leven dat macht uitoefenen toch heel nauw ver bonden is met het dragen van verant woordelijkheid, om het even of het een verantwoordelijkheidsgevoel is die uit lief de ontstaat of uit een zekerheid alles beter te weten. Moet het eerste gebod niet liever zo lui den 'Gij zult uw macht niet misbruiken, noch toelaten dat anderen hun macht misbruiken', opdat het niet luide 'Gij zult niet liefhebben, opdat gij geen macht zult hebben over uw naaste, noch zult gij toe laten dat anderen u liefhebben, opdat zij niet van u afhankelijk worden.' Hoe onzeker en smal is deze weg! Degene die zonder zonde is... Van mevrouw Van Ast uit Berlicum ontvingen wij deze foto met het volgende verhaal: 'Via de rommelmarkt ben ik in het bezit gekomen van een oud lijstje. Bij nadere inspectie bleek er nog een foto in te zitten. Nu ben ik erg benieuwd wie de foto toebehoort en ik zou hem graag doen toekomen aan de familie. Enkele gegevens over de foto: hij is gemaakt door Atelier Kurkdjian, het lijstje is van de firma M.I.M. Chan, Boekbinderij - Lijstenmakerij, Kawattan 11, Soerabaia.' Wie weet welke familie dit is? Reacties kunt u sturen naar mevrouw Leny van Ast Caelers, Plein 35, 5258 TG Berlicum of naar de redactie. Bij voorbaat dank. 54

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 54