Door Elaine Goedbloed
Onlangs las men in vele kranten over
een spookverhaal, dat zich afspeelde
in een huis van een Turkse familie in
het Gelderse Druten. De vader zou
zijn zoon, die nog bij zijn moeder
woonde, met alle geweld naar
Nederland hebben laten overkomen
tot groot verdriet van zijn moeder.
Nadien deden zich de vreemdste din
gen voor. Lampen die zomaar kapot
sprongen, stenen werden door
onzichtbare handen door de ruiten
gegooid, glaswerk dat in stukken viel
e.d. Voor de nuchtere Hollanders was
het een onbegrijpelijk verhaal. De
meesten schreven het daarom toe aan
een 'flauwe grap'. Maar voor de
Indische mensen klinkt zo'n verhaal
bekend in de oren. Velen hebben wel
eens zoiets dergelijks meegemaakt.
Toen ik nog in Indonesië woonde had
ik eveneens zo'n belevenis ondervon
den.
Mijn verhaal speelde zich af in het jaar
1984, toen ik ging werken bij een nieuwe
firma. Deze firma had zich net gevestigd
in de dure buurten van Menteng, in het
hartje van Jakarta.
Het gebouw was een verbouwd heren
huis, daterend uit de Nederlandse tijd.
Persoonlijk vond ik het een somber uit
ziend kantoor met het zwarte interieur:
grijze vloerbedekking en zwart meubilair.
Ik was gewend aan kantoormeubilair van
staal of gepolitoerd hout. Enfin, je was
een nieuwkomer, dus jouw mening werd
niet gevraagd. Naderhand vernam ik dat
zwart de lievelingskleur was van de eige
naar van de firma. De directie had het
huis gehuurd van iemand uit Noord-
Sulawesi, via een nicht van hem die een
bekend cateringbedrijf runde.
Op een middag ging ik een kijkje nemen
in de achtertuin, waar koelies bezig
waren de tuin om te spitten en er enige
planten en bloemen in potten te plaatsen.
Enkelen spraken op gedempte toon
waardoor ik merkte dat er iets was wat
hen bezig hield.
'Hampir selesai, ja pak' begon ik een
gesprek. 'Tinggal di pojok saja' (Het is
reeds bijna klaar, slechts het hoekje nog
maar).
'Susah dikerjakan', zei een van hen, mij
aarzelend aankijkend (het is moeilijk uit te
voeren).
'Kenapa, pak?' informeerde ik. 'Banyak
batu?' (Waarom? Zijn er veel stenen?').
Ze keken elkaar even aan en één ant
woordde 'Disini ada kuburan' (Hier is een
graf).
Een ogenblik kon ik niets zeggen, hen
alleen verstomd aankijken. 'Kuburan?'
herhaalde ik. 'Sebentar, saya akan berita-
hukan Office Manager' (Een ogenblik, ik
ga het de Office Manager zeggen). Allen
knikten. Ik liep snel naar binnen en bracht
Pak Ardi, de Office Manager hiervan op
de hoogte. Samen gingen wij naar de
achtertuin waar Pak Ardi een uitvoerig
gesprek voerde met de koelies. Later
hoorde ik van Pak Ardi dat hij de
opdracht had gegeven het graf te laten
zoals het was, anders kwamen er onkos
ten voor rekening van de zaak aan te pas
met waarschijnlijk nog problemen.
Het idee alleen al dat er achter in de tuin
een graf was, vond ik al griezelig. Van
Pak Ardi mocht ik er met niemand over
spreken, omdat er dan paniek zou uitbar
sten onder het personeel. Met het ont
dekken van het graf begon in feite de
mysterieuze ellende.
Wanneer ik naar het toilet moest vroeg ik
mijn collega secretaresse de telefoon op
te nemen tijdens mijn afwezigheid. Het
toilet was beneden en er was nog geen
verlichting, blijkbaar was er iets mis met
de bedrading. Dit euvel kwam vaker voor
in verbouwde huizen. Voor de zekerheid
nam ik mijn zaklantaarn mee. In het toilet
verbeeldde ik mij steeds dat er iemand
naar mij keek. Op het moment dat ik het
vertrek uitging en mijn zaklantaarn uit
deed, zag ik in het schemerdonker achter
mij een flits van een grote zwarte man
met gloeiende rode ogen. Een boze
droom of aanstellerij? In ieder geval
maakte ik dat ik weg kwam. Ik vertelde
mijn ervaring aan Pak Ardi. Deze vroeg
mij wederom het niet aan de anderen te
vertellen. Mijn collega merkte dat ik
gespannen was en vroeg of er iets mis
ging beneden. 'Ach, ik verbeeldde mij
maar wat' zei ik onverschillig, mijn schou
ders ophalend.
Tegen de tijd dat wij naar huis zouden
gaan hoorden wij beneden een heel
gegil. Wilma, mijn collega, rende naar
beneden om te zien wat er was gebeurd.
Daar vertelde de kassière dat iemand
haar in het toilet bij de schouder pakte.
Nadien gingen ze minstens met z'n
tweeën naar het toilet. Niemand durfde
meer er alleen heen te gaan, ook toen
later het licht aangeknipt kon worden.
Op de bovenverdieping bleef het even
eens niet rustig. De gewoonte van de
directie om tegen negen uur 's morgens
pas op kantoor te komen gaf ons de gele
genheid in de ochtend een uur onge
stoord te kunnen werken.
Sonia, mijn andere collega, moest een
keer hoog nodig naar het toilet. Beneden
waren de toiletten bezet, dus wou ze van
het toilet van de directie gebruik maken.
Een gestommel in het kleine kamertje
weerhield haar naar binnen te gaan. Ze
wachtte en wachtte. Wij hoorden niet het
doorspoelen van het toilet, wel dat het
water uit het kraantje stroomde in de half
volle emmer.
'Misschien is de office-boy het toilet aan
het schoonmaken' veronderstelde ik.
'Probeer de deur eens open te doen.
Wanneer er iemand binnen is, zou de
deur immers op slot zijn'.
Sonia draaide de deurknop en de deur
ging gewoon open. Tot onze stomme ver
bazing was er niemand in het toilet, ook
het kraantje was dicht. Ineens kregen we
een onbehaaglijk gevoel. Wilma en Sonia
renden struikelend angstig de trappen af,
mij verbouwereerd achterlatend. Ik had
wel een griezelig gevoel, maar bleef van
schrik op mijn stoel vastgenageld zitten.
Even later kwam Pak Ardi boven om te
informeren wat er gaande was. De twee
meisjes hadden beneden een onsamen
hangend verhaal verteld over het toilet.
Zo ging het door, de ene vreemde
gebeurtenis na de andere. Soms gingen
de lichtjes van de telefooncentrale van
zelf aan zonder dat er getelefoneerd
werd. Potloden, balpennen en andere
spullen die je net had neergelegd kregen
weer een andere plaats wanneer je je net
had omgedraaid. Dacht je dat een van de
directieleden in hun kantoor zat, bleek er
niemand te zijn. Het werd voor ons wel
vermoeiend om in zo'n sfeer te werken.
Uit ergernis had ik op mijn bureau een
rozenkrans en een paar kruisjes gelegd.
Nou ja, wat had je eraan. In mijn hoekje
gebeurde niets meer, maar om mij heen
gingen de vreemde dingen gewoon door.
Na een vermoeiende dag met de nodige
overuren liep ik naar het kantoor van de
Finance Manager om te vragen of ik met
hem mee kon rijden naar huis. De taxi
chauffeurs vertikten het meestal voor
negen uur 's avonds richting Bintaro Jaya
of Kebayoran Lama te rijden, vanwege de
55