O bij de Duitse expressionistische Moritat- zanger, komen zij ook uit gebeurtenissen uit het dagelijkse nieuws. Lenong muziek is bijzonder ontspannend. Andere voorbeelden van deze vorm van dit geïmproviseerde volkstheater uit de twintigste eeuw is over de gehele Indonesische archipel te vinden onder diverse benamingen en in een verschei denheid aan stijlen: arja op Bali, dagelan op het platteland in Midden-Java; drama gong op Bali; longser op West-Java; mak jong en randai op Sumatra; mamanda op Zuid-Kalimantan; po the hi in de tuinen van Chinese tempels; en tarling in Cheribon. Modern Indonesisch theater 1926-1945 Verscheidene populaire stadstheater- groepen, vooral die in de sandiwara-stijl speelden, raakten geïnteresseerd in de vraag of het mogelijk was hun repertoire te verbreden door volledige theaterpro- dukties te gaan maken, gebaseerd op één enkel verhaal. Deze vorm van theaterspel, die veel lijkt op de traditio nele pantomime uit het Westen, bevat ook onderbrekingen met zang, dans en clowneske nummers. Eén van de eerste gezelschappen die deze theaterstijl hanteerde - die geba seerd was op rondreizende Maleise toneelvoorstellingen - was de 'Komedie Stanbul of de Oost-Indische Opera'. Deze werd in 1891 opgericht en bracht verha len als Sneeuwwitje, AH Baba en de veer tig rovers en verhalen uit Duizend-en- één-Nacht. In 1926 brak een nieuw tijd perk aan met de oprichting van de Maleise Opera 'Dardanella'. Hun voorstel lingen werden nog steeds opgevoerd zonder geschreven draaiboek, maar het repertoire bood een ruimere keuze: De drie musketiers, Zorro, De dief van Bagdad, Don Quichotte, en De Graaf van Monte Christo. In 1926 schreef Rustam Effendi (1903- 1979) het toneelstuk Bebasari de naam van een prinses); het eerste stuk in dichtvorm in het Indonesisch en daarom beschouwd als het begin van het moder ne Indonesische theater. Toneelschrijvers als Rustam Effendi, Muhamad Yamin (1903-1962) en Sanoesi Pane (1905- 1968) schreven nationalistische toneel stukken, die handelen over het glorierijke en legendarische verleden van Java. Zij behoorden tot de invloedrijke literaire groep 'Pujangga Baru' ('nieuwe literato ren') die werd opgericht in 1933. Zij wil den vooral de traditioneel literaire vormen verwerpen en zochten naar nieuwe vor men, waarbij het Indonesisch, dat recentelijk (oktober 1928) tot nationale taal was uitgeroepen, een belangrijke rol speelde. Het Indonesisch vormde het uit gangspunt bij hun zoektocht naar een nieuwe nationale en patriottische cultuur. Muhamad Yamin schreef in 1934 Ken Angrok dan Ken Dedes dat handelt over de koning en koningin van het Javaanse rijk Singasari uit de dertiende eeuw en Kaiau Dewi Tara Sudah Berkata (Wanneer de godin Tara heeft gespro ken). Sanoesi Pane schreef twee toneelstukken in een stijl, die door profes sor Teeuw als 'pompeus, ja zelfs bombastisch Nederlands' werd genoemd: Airlanga (1928), over een beroemde Javaanse koning uit de 11e eeuw (naar het Indonesisch vertaald door Das Chall in 1987); en Eenzame Garudavlucht (1930), naar het Indonesisch vertaald door Das Chall onder de titel Burung Garuda Terbang Sendiri (1987). Zijn drie Indonesische toneelstukken zijn: in 1932 Kertajaya, dat handelt over de legenda rische koning van Kediri; in 1933 Sandhyakaia ning Majapahit (Schemering over Majapahit) en Manusia Baru (De nieuwe mens) in 1940. Toen de Japanners in 1942 Nederlands- Indië binnenvielen maakten de romanti sche idealen van 'Pujangga Baru' plaats voor die van de realistischer Angkatan 45 (De Generatie '45). Jassin omschrijft hun schrijverschap als een 'een natuurlijke stijl om zich uit te drukken in universele en nationalistische idealen, en een revolutionaire visie en houding tegenover het leven'. Regisseur Andjar Asmara (1902-1961 was lid van de Dardanella. In 1942 vorm de hij de Cahaya Timur (Licht uit het Oosten) en tijdens de Japanse bezetting regisseerde hij voor Jaya Timur. Met Cahaya Timur gebruikte Andjar Asmara voor het eerst een eigen script. Zijn werk en dat van medelid Njoo Cheong Seng (1902-1962), was erg populair. Hun ont wikkeling in de geschiedenis van het Indonesische theater is interessant, omdat het moderne Indonesische theater geboren lijkt te zijn uit frustraties over de staat waarin het theater verkeerde. Regisseur, toneelschrijver, dichter, verta ler en cineast Asrul Sani (geboren in 1926) beschrijft het als volgt: 'In de jaren twintig kwamen door de economische groei en de verstedelijking uit alle delen van de archipel mensen naar Java. Al die mensen moesten leren met elkaar om te gaan. De Javaanse bevolking kon niet verwachten dat iedereen hun cultuur zou begrijpen: een buurman zou een Batak kunnen zijn, een vriend zou uit Makassar kunnen zijn, enzovoort. Zij hadden iets nodig wat hen kon vereningen: dat was de voornaamste reden voor de geboorte van het Indonesische theater. Het traditionele Indonesische theater bood verhalen over goden en niet over mense lijke wezens. Met de komst van Andjar Asmara werd het theater een soort afspiegeling van het dagelijkse leven, ondanks het feit dat de 'slechterik' als 'slechterik' werd uitgebeeld en de 'recht schapen man' ook als zodanig werd gety peerd. Er was weinig subtiliteit. Het com merciële theater kan dan wel heel popu lair zijn geweest, maar het pretendeerde niet iets met kunst te maken te hebben: het was puur vermaak.' Het was aan het begin van de jaren dertig toen studenten, die Nederlands hadden gestudeerd aan academies en hogescho len, de waarde van deze commerciële voorstellingen en van traditionele verha len zoals de Mahabharata in twijfel begonnen te trekken; met als resultaat dat zij hun eigen, traditionele, theater niet erg serieus namen. Zij hadden westerse schrijvers bestudeerd, in het bijzonder Shakespeare. En dus begonnen zij theatergroepen samen te stellen uit deze groep jonge intellectuelen en produceer den zij stukken als Macbeth en ook dra ma's van andere schrijvers. Maar voordat deze vorm van intellectueel theater echt tot bloei kon komen, maakte de Japanse bezetting er een einde aan. De toneelschrijver Trisno Sumardjo (1916-1969) vertaalde ook stukken van Shakespeare naar het Indonesisch, zoals Hamlet, Romeo en Julia, Macbeth en King Lear. Zijn teksten waren echter lite raire vertalingen, gebaseerd op de oude Nederlandse Shakespeare-vertalingen van dr. Buitendijk, die meer waren bedoeld om te worden gelezen dan om te worden opgevoerd. Gedurende de Japanse bezetting speel den verscheidene toneelschrijvers een belangrijke rol in de ontwikkeling van het moderne theater. De drie vaste toneel schrijvers bij de Maya groep waren naast de oprichter van Maya, Usmar Ismail, zijn oudere broer El Hakim en Armijn Pane (1908-1970), de jongere broer van Sanoesi Pane. Armijn is bekender als schrijver en als auteur van Belunggu (Boeien, 1940). Hij had al drie toneelstuk ken geschreven vóór de Japanse bezet ting. Geen van de anderen had enige ervaring met het theater. Volgende maand deel III. 58

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 58