Onze kinderjaren in Limpakoewoes
door A.K.E. von der Oelsnitz
O
Als het donker werd in Limpakoewoes -
vooral in de maanden juni tot en met
augustus - was de Goenoeng Slamet
altijd gevrijwaard van wolken en was het
er 's nachts bij volle maan en helder weer
heel erg koud. Wij konden dan de vuurto
ren van het eiland Noesa Kembangan
zien branden, zoals bij de meesten van u
bekend, een gevangenis-eiland, ver weg
van de stad Poerwokerto. De stad Tjila-
tjap was een marinehaven en overdag
zagen wij vanuit Limpakoewoes door een
verrekijker de oorlogsschepen in- en
uitvaren, 's Avonds was het een genot de
duizenden lichtjes van Poerwokerto te
zien en meer naar het oosten kijkend zag
je de lichtjes van de suikerfabriek
Kalibagor. Poerbolinggo, Karang-
tengahkidoel, Bobotsari en andere dorp
jes waren ook te zien.
Kerst en Nieuwjaar vierden wij met onze
enige buren, de familie'Wassmer.
Mevrouw Wassmer maakte een heerlijke
bowl van onze vruchten en wijnen om op
de feestdagen te drinken. En ook de
inwendige mens werd door haar verwend
met een echte Hollandse pot, want ver
schillende groenten die in Nederland
gebruikt werden, waren ook bij ons te krij
gen, dankzij het koude weer op het land
je. De bowl werd als eerste geserveerd
op Oudejaarsavond. Ik gooide de drank
weg en smulde van de vruchten, want ik
houd niet van alcohol, toen net zo min als
nu.
Tante Doortje Wassmer, zo genoemd ook
door de broertjes Van Balgooy, was een
onderwijzeres en gaf hen iedere dag les
tezamen met haar eigen kinderen. Op die
avond werden spelletjes gespeeld, o.a.
ganzenbord, halma, verschillende kwar
tetspelen, waarmee wij ons vermaakten.
De volwassenen hielden gesprekken,
waar natuurlijk het beplanten van ver
schillende gewassen ter sprake kwam.
En als de kinderen moe werden van de
spelletjes en het aardig koud begon te
worden, kregen wij warme chocolade en
daarna kropen wij in de grote bedden, die
wij rijk waren in Indië. Het muskietennet
was in de bergen niet nodig tegen de
muskieten, maar wel tegen de koude. De
tijd vloog voorbij terwijl wij elkaar raadsels
opgaven en tegen twaalf uur kropen we
met tegenzin het heerlijk warme bed uit
om elkaar een goed jaar toe te wensen.
Voor de tocht naar huis over de bamboe-
brug moesten wij ons heel dik kleden.
Na zo'n lange nacht was het heerlijk uit
slapen, maar voor onze vader was dat er
niet bij. Het leven op een boerderij begint
vroeg, de kippen moesten verzorgd wor
den, net als de koeien. De werkers waren
ook al druk bezig met de kuikentjes in de
broedmachines. Dan werden de grote
kippen in de rennen gebracht en werden
A.K.E. von der Oelschnitz en zijn beide zusters
bij hun vroegere woonhuis 'De Slamethoeve'.
hun slaapplaatsen in de houten hokken
schoongemaakt, wat een hele tijd duurde.
Wij kwamen pas uit onze bedden als de
zon hoog aan de hemel stond.
Er was moed voor nodig om je met het
koude water te wassen. Wij ontbeten met
- door onze vader zelfgebakken - mais-
brood. De stedelingen onder de lezers
zullen hier wel nooit van gehoord hebben.
Krijg ik daar bericht van, Moessonlezers?
Gedurende de dag wandelden wij door de
achtertuinen, waar verschillende vrucht
bomen groeiden, zoals de nangkabomen
met de heerlijke vruchten. De rijpe vruch
ten werden beschermd met kippegaas.
Waar er twee nangka's naast elkaar hin
gen, werden die in een mannenonder-
broek gekleed en zongen wij 'koekoek
koekkoek, twee nangka's in een broek'.
Ons lachen en praten werd door de echo
teruggekaatst. Verder liepen wij langs de
djeroek keprok-tuin en cassave-akarwan-
gi - de zoete ketella - naar de derris-tui-
nen. De wortels van de derrisplant wer
den gestampt en opgelost in water, en
daarmee werden de gewassen besproeid
tegen ongedierte.
Achter het derrisveld was een visvijver
waarin mijn vader een door het gouverne
ment geïntroduceerde vis kweekte,
'moedjair' genaamd, een vissoort die zich
heel snel vermenigvuldigde. De vis was
heel gemakkelijk met een net op te
scheppen en werd door onze kokki in de
'pawon' (keuken) klaargemaakt tot een
heerlijk gerecht.
Er werd in die tijd op hout gekookt, waar
door de pannen altijd zwart werden en in
de keuken meestal wat rook hing. Maar
omdat de keuken open was vervloog de
rook gauw. Uit die keuken herinner ik mij
de bekende grote blikken 'tempé
Banjoemas', die waren gekocht in de
warong en die met lombok rawit werd
gegeten.
Ons landje werd veel door wilde dieren
bezocht, vooral wilde zwijnen. Wij maak
ten daar jacht op en hingen het dode dier
in de bijgebouwen tot het vlees was uitge
storven, waarna het bereid werd voor de
honden en er 'dendeng tjeleng' van werd
gemaakt. De Goenoeng Slamet was een
Eldorado.
In de bossen achter ons landje leefden
ook zwarte panters, herten en kidangs.
Wij liepen altijd gewapend, bedacht op
geluiden. Op de Goenoeng Slamet was
ook een theeplantage, die de bekende
Goa-Parra-thee maakte. Ten zuiden van
Limpakoewoes lag het waterkrachtstation
Ketengger, dichtbij de kampong Batoera-
den, dat nu een vakantieoord is voor toe
risten uit Nederland en andere landen.
69