BRIEVEN"» OVER... I De inhoud van ingezonden brieven valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Poort der Tranen Fier maar klein Wim, Rogier en Annie Proficiat Moesson! Herinneringen aan M.Ch. Kokkelink Op bladzijde 36 in Moesson van 15 mei, middelste kolom van het artikel 'Naar de Oost in 1923 deel 2, staat iets over 'Bab el Mandeb'. Vertaald is dit 'Poort der Tranen'. Op deze plek - de kortste over steek tussen Afrika en het Arabisch schiereiland - werden de slaven van hun geboortestreek overgezet om nooit meer terug te keren. Dit gaf geween en tranen. Op de 21e regel van dezelfde kolom staat foutief het woord 'golfstroom'. Wij kennen maar één Golfstroom, t.w. een (warme) zeestroom die uit de Golf van Mexico de Atlantische oceaan oversteekt naar N.W. Europa. Op de route van Bab el Mandeb naar Colombo zijn er ook zee stromen, t.w. de Moessondrift (winter zomer). Maar die is niet de veroorzaker van de ombak, dat geschiedt door de wind en de golven der zee. F.J. Suyderhoud, Den Haag Pas ontving ik Moesson nummer 8 (februari 1995) met daarin het verhaal 'Van de klok en de klepel' van Juul Lentze. Ook aan de Toentangseweg, op school in Salatiga, hadden wij zangles. Hoe het betreffende lied heette weet ik niet meer, het is dan ook al zo'n vijfenvijf tig jaar geleden. Er kwam in voor dat Nederland 'fier maar klein' is. Dat ver stond ik als 'vier maal klein'. Logisch, want hadden we niet geleerd dat Java vier maal zo groot is als Nederland? Jo Holtzapffel, Curtin Act (Australië) Door het stukje historie van Lilian Ducelle in Moesson nummer 12 (15 juni 1995, pagina 23) ben ik ernstig getroffen. Het is een treffend verhaal uit de jonge geschie denis van Tong Tong. Overigens ben ik van mening dat de Erven Annie M.G. Schmidt en zeker De Bezige Bij de morele verantwoordelijk heid hebben om de 'misdaad' op eniger- 6 lei wijze recht te zetten. Het is maar goed dat nakomelingen van Lilian en Tjalie op vele manieren met aanverwanten op een zeer succesvolle manier voor de Indische en Nederlandse gemeenschap de eer en goede naam hoog houden. Jullie allemaal poekoel teroes! Peter S.J. van de Ven, Zoetermeer Mijn moeder is een Indische en woont in Den Haag, of beter gezegd in Scheve- ningen. Af en toe bezoek ik haar. Zij woont al jaren in Den Haag aan de Laan van Meerdervoort, de laan op stand. Ik woon niet in Den Haag, ik woon in Antwerpen, België. Waarom ik niet in Den Haag woon, net als mijn moeder, mijn zusje of mijn broer is een ander, lang verhaal. Tijdens die bezoeken aan mijn moeder, zie ik onder de glazen plaat van haar ronde tafel dikwijls het blad Moesson lig gen en recentelijk ook de Pasarkrant. Ik blader de Moesson dan door. Ook deze keer weer vol informatie over Indonesië: reisbeschrijvingen, beschrijvingen van cultuur, natuur, politieke situaties en altijd zijn er wel één of twee recepten. Foto's ook, van vroeger, soms uit de goede oude tijd, soms van na de goede oude tijd. En via die foto's wordt of worden altijd vrienden of vriendinnen gezocht. Bij het lezen en doorbladeren van Moesson kom ik weer een beetje in de sfeer van Indische mensen en van Indisch zijn. Dan voel ik mijn huid weer langzaam bruin worden, dan ruik ik weer de geuren van zoet, van warm. Dan zie ik weer vage beelden van vroeger, al dan niet verzonnen vanwege de vage herinnerin gen. Ik kwam op mijn achtste naar Holland, dat is jaren geleden. Ik heb net als zoveel andere Indo's mijn jeugd door gebracht, schoolopleiding gevolgd, leven geleefd. Twee keer ben ik terug geweest, jaren later. Ik ben Hollandse geworden, mijn huid is lichter geworden. Maar bij het lezen van Moesson word ik weer Indische, weer bruin, weer zoet, weer warm. Ik lees de 40e jaargang! Al! Bewondering voor de mensen (redactie) die al veertig jaar lang kopij verzamelen om een blad te maken met een eigen stempel, als eerst een paar velletjes gestencilde Onze Brug, later Tong Tong en nu tijdschrift Moesson. Bewondering dat in die veertig jaar nog steeds de sfeer van Indisch zijn aanwezig is, zonder sentimenteel te zijn. Eigenlijk wil ik Moesson feliciteren, zo maar uit die bewondering of om mij, bij het lezen ervan, tijdens die bezoeken aan mijn moeder, weer een beetje Indisch te voelen, weer een beetje bruin worden. Frida Schreijner, Antwerpen De heer Kokkelink, die in augustus 1994 overleed (zie Moesson 15 oktober 1994, pagina 4 en 5) hebben we leren kennen in Lelydorp, waar ik als gouvernements arts werkte van 1973 tot 1979. Een gezellige man, die met zijn vrouw Tine, hun zoon Boebie en familie, de heer Cooke en de heer Koster, de land- en tuinbouw beoefende. Na een periode van bivakkeren woonden ze later in een ruim huis naar eigen ontwerp en ook zelf gebouwd. Tot zijn huisdieren behoorden de grote kikkers - echte kodok bang- kongs - en een ware tapijtslang (boa con strictor). Zijn gereedschap was zodanig opgebor gen, dat dieven echt moeite moesten doen het te vinden. Maar daardoor kon hij het zelf ook moeilijk terugvinden, zoals hij opmerkte. Heel bekend als jungle-pim pernel durfde hij later zelfs geen konijn meer te slachten voor het kerstmaal. Nagenoeg wekelijks was er een gezellige koempoelan met fijne hapjes uit Tine's keuken, o.a verrukkelijke saté onder de djamboeboom. Sporen van zijn militaire carrière heb ik ook mogen ervaren. Als sportvlieger vloog ik regelmatig boven Lelydorp op afspraak, over hun huis. Dag en tijd opgegeven en ja hoor, met een spiegel in de tuin geeft hij lichtseinen door. Ook is hij samen met zijn zoon Boebie een keer meegevlogen om het gebied van de kaaimannen uit de lucht te verkennen. Als ervaren vlieger was hij heel druk die beesten aan te wijzen en te fotograferen. Helaas vergat hij de dop van de cameralens te halen. Dus geen stoere verhalen bij thuiskomst. In de persoon van Kokkelink hebben we en heel goede vriend verloren. Maud en Beng de Lang en kinderen, Julianadorp (Curagao) In Moesson van 15 maart 1995 (pagina 51) deed de heer Funcke uit Breda een oproep voor steun bij een mogelijke rechtzaak tegen Japan. Daarop reageer den de heer Lapré en de heer Jungslager van de stichting Japanse Ereschulden (JES) in Moesson 15 juni 1995 (pagina 6). Hieronder volgt het (verkorte) weer woord van de heer Funcke, waarmee, wat ons betreft, de discussie is gesloten. Redactie

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 6