INDISCHS JAREN
MERDEKA EN 8ERSIAP (DEEL 8)
door F. W. Kap tij n
13
De angstige twijfelaars werden gerustge
steld. Er was een einde aan de oorlog
gekomen. Ze moesten voorlopig in de
kampen blijven omdat er nog geen bezet
tingstroepen waren geland. Het was alle
maal zo vlug gegaan dat de Japanners
nog voor hun veiligheid moesten zorgen.
Wat veiligheid? Als de oorlog was afgelo
pen dan konden ze toch gewoon naar
huis, naar vrouw en kinderen, naar hun
zaak of de onderneming? Of toch min
stens de poort uit.
De Japanse commandant zat ermee. Hij
had zijn orders en de ex-gevangenen
stonden voor de poort te dringen, ze wil
den naar buiten al was het alleen maar
om als vrije mensen een rondje om het
kamp te maken. De Japanse comman
dant wist wat er daarbuiten intussen aan
de gang was. De Nederlandse comman
dant was door hem ingelicht maar die zag
het niet zo somber in; had altijd uitste
kend met inheemsen overweg gekund.
Zo'n eigen republiek? Ach, het zou wel
loslopen.
De menigte aan de poort was aangezwol
len tot meer dan duizend man. Fred stond
met zijn vrienden achteraan. Ze deden
mee met de alsmaar herhaalde eis van:
'Buka pintu, open die poort!'
De mannen die tegen het zware hek aan
gedrukt werden begonnen te schreeu
wen, ze kregen het benauwd, maar daar
hadden die achteraan stonden geen last
van. Ze duwden vrolijk tegen hun kamp
genoten aan, hup, één, twee... en hup,
één, twee. De poort bezweek met een
licht gekraak dat overstemd werd door de
pijnkreten van de gekneusde mannen op
de eerste rij. De Japanse soldaten maak
ten dat ze uit de weg kwamen.
De massa golfde naar buiten, de straat
op. Dezelfde straat waar ze als corveeërs
zo vaak in looppas overheen gejaagd
waren. Door dezelfde mannen die nu met
onbewogen gezichten op wacht stonden.
Wel bewapend zoals altijd en even onge
naakbaar en zonder een spoor van angst.
De kampbewoners verspreidden zich, lie
pen wat heen en weer, zetten zich in de
berm en rookten hun daoen kawoeng-
strootjes. Je kon echt zien dat ze de vrij
heid proefden. Fred keek de bekende, nu
doodstille straat af. Eén en al kazernes.
Van de overkant keken een paar Japanse
soldaten nieuwsgierig terug. Geen hei-ho
of soekarilla te zien. De een na de ander
drentelden de mannen terug het kamp in.
Fred bleef met een aantal vrienden en
bekenden nog even staan. In de verte
kwam een groepje inheemse jongelui
aangelopen. Ze waren in het wit gekleed
en droegen de bekende zwarte topi. Ze
ginnegapten wat onder elkaar maar ble
ven wel aan de overkant van de weg. Ze
keken helemaal niet vriendelijk naar de
belanda's. Heel anders dan de kampong
bewoners die aan de kant van de weg
stonden in Tjitjalengka. Deze kerels droe
gen ook glimmend gepoetste zwarte
schoenen, nou nou. Ze zagen er heel wat
netter uit dan de haveloze Hollanders in
hun inderhaast verstrekte Japanse uni
formstukken. Ze droegen ook een speldje
op hun borst, zagen de jongens nu ze
dichterbij gekomen waren. Een rood-wit
speldje.
'Zeker een Parindra-speldje', schamperde
Bob die vooraan stond. 'Hé, kabar apa?
Is er nog nieuws?' riep hij het groepje toe.
'Ja, het is Merdeka, leve de Republiek
Indonesia!' riepen de Indonesiërs terug.
De jongens konden hun oren niet gelo
ven. Wat een brutaliteit! Bob sprong naar
de overkant en sloeg woest naar de eer
ste spreker, de anderen volgden. Als de
Japanse wacht niet tussenbeide was
gekomen zou het een bloederig geheel
zijn geworden. Nu kwamen de
Indonesiërs er met wat schrammen en
builen vanaf. Ze renden hard weg in de
richting van het postkantoor. Met zachte
dwang stuurden de Japanners de kamp
bewoners terug door de poort.
In het kamp luchtten ze hun verontwaar
diging. De ouderen maanden tot kalmte.
Die licht ontvlambare jongelui toch. Er
kwamen nu dagelijks radio-bulletins die
op verschillende plaatsen werden opge
hangen. Ze lazen met stijgende verba
zing wat er allemaal om hen heen
gebeurde. Onafhankelijkheid in de nabije
toekomst voor India, een Indonesische
Republiek die was uitgeroepen en kalm
blijven, vooral kalm blijven! Enkele onder
nemende lieden die uit deze streek
afkomstig waren, waagden het toch om
eens in het plaatsje te gaan kijken.
Beladen met vruchten en kleine porties
gekruide rijst kwamen ze terug. Zie je
wel, het viel nogal mee met de vijandig
heid van de bevolking. Fred was nog niet
verder geweest dan het postkantoor en
had dit verlaten aangetroffen. Wel was er
een groot vel papier op de deur geprikt
met de woorden: 'Geen twee bajonetten,
geen tweehonderd bajonetten, geen
tweeduizend bajonetten zullen de
Republiek Indonesia overwinnen,
Merdeka!'
Dit naar aanleiding van een uitspraak
door een voormalig bestuursambtenaar
over de radio die dacht dat de oude toe
stand snel zou worden hersteld en de
opstandelingen wel gevangen zouden
worden genomen door twee marechaus
sees met bajonetten. Fred wist niet wat
hij ervan denken moest. Erg hoopvol
klonk het niet.
Voor het ogenblik was er leuker nieuws.
Bommenwerpers van de Royal Air Force
Kali van de Sitoe Goenoeng