r
Meditations
from
Florida
r r
I)
Lb
T5T
1 1 i
J j
AAA
do
Schrijverij en schrijfgerei
Egyptische
hiëroglyfen
(letter A)
Chinees
(berg)
Hebreeuws
(letters C)
Arabisch
(letter D)
Assyrisch
spijkerschrift
(letter E)
Runen
(letter F)
Russisch
(letters G)
Gothisch
(letters H)
TT
Oud-
Perzisch
(letter I)
Modern
Latijns
(letters J)
Sanskrit
(letter K)
Grieks
(letters L)
Babylonisch
/Sumerisch
(mud)
Japans
/Katakana
(na)
Er was eens... zo beginnen sprookjes. Er
volgt dan een verhaal, zo spannend en
ongelooflijk dat het je duizelt. In zo'n
sprookje komen wel eens kabouters
voor, maar ach, kabouters bestaan niet
en toch was er een tijd dat ik dacht, je
kunt nooit weten, en ik vroeg me af waar
ik ze vinden kon.
In voorhistorische tijden, toen onze voor
vaders alleen een knuppel als wapen
hadden, in dierenvellen gekleed gingen,
en ter bescherming van het vege lijf in
grotten woonden, bezaten ze toch al een
sociaal gevoel en probeerden zich uit te
drukken. Eerst met primitieve geluiden
onder elkaar en als kunstenaars door
tekeningen in de rotsen te griffen met
een stuk steen, neem ik aan. Degene die
de tekeningen maakte vertelde er zijn
verhaal mee, hij was de schrijver dus, de
historicus, de persoon die op die manier
de levensgewoonten van zijn groep of
volk beschreef. Door deze persoon
weten we vandaag het een en ander van
hoe die mensen zo lang geleden leefden.
Tot vóór een paar duizend jaar werd
geschiedenis op die manier geschreven
of beter gezegd gegrift, en niet zo erg
lang geleden vonden archeologen hele
verhalen op kleitabletten, perkament en
papyrus, het waren kleine tekeningetjes
van een persoon, een kat, en nog vele
andere objecten, hiëroglyfen. Het duurde
een tijdje voor de wetenschapsmensen
de hiëroglyfen ontcijferden, maar toen
dat eenmaal gebeurd was wisten we een
hele hoop meer over de oude Egypte-
naren.
De oude Grieken gaven ons het alfabet
dat we vandaag de dag gebruiken en
gelukkig is het niet zo ingewikkeld als
bijvoorbeeld het Arabische of Russische
alfabet, of dat wat de Baliërs in Javaans
op lontarbladeren griften. Alhoewel dat
'ingewikkelde' ook maar betrekkelijk is
natuurlijk. Het hek was van de dam toen
nog maar 500 jaar geleden Gutenberg, of
Laurens Janszoon Koster - zoek het
maar uit - ook nog het boekdrukken uit
vond voor de Westerse wereld. Het
geschreven woord werd nu ook gedrukt.
Op school bij de zusters in Lawang leer
de ik schrijven. Dankzij de grotbewoners,
de hiëroglyfen, de Grieken en Gutenberg,
zat ik daar in de schoolbank te wurmen
met een lei en een griffel. Ik schreef dus
met een steen op een steen, om het zo
maar te zeggen. In het begin moest je
alleen maar haaltjes maken, naar bene
den, naar boven. Je vingers stonden er
krom van en dat mocht niet en in die
dagen werd je nog letterlijk op de vingers
getikt. Toen kreeg je een stuk papier met
lijntjes waar je tussen hoorde te blijven.
De stem van de zuster dreunde boven je
gebogen hoofd en je kromme vingers
waartussen een potlood zat, 'óóóóp,
hóóéél, néééér' en zo eenvoudig als het
nu klinkt, toen was het een heel kanwei.
Je ging naar huis met huiswerk, je moest
nog meer haaltjes maken en daar werd je
moe van. Ik liet het soms liggen en mijn
vader vroeg me dan steevast of ik dacht
dat de kabouters het werk voor me zou
den doen. Alweer die kabouters, die ik
nooit zag maar waar ik wel over hoorde.
Toen leerde ik schrijven met pen en inkt
en daarmee was de top bereikt. De lei
werd nu alleen voor klad gebruikt op
school, maar thuis was die lei nog altijd
voornaam. Mijn moeder schreef er korte
briefjes op, die de baboe of djongos dan
naar haar vriendin bracht een paar hui
zen verder. Die las de boodschap, wiste
het uit - weet je wel zo met de muis van
je hand - en schreef er haar commentaar
op en de lei kwam dan weer in het bezit
van mijn moeder. Geen communicatie
problemen dus. De lei verdween, en
papier kwam ervoor in de plaats en daar
mee was het wel afgelopen met het
schrijven op steen.
Na mijn schooltijd maakte ik kennis met
de schrijfmachine. Wat een ramp was
dat, net zo moeilijk in het begin als op-
haal-neer. Maar ook die manier van
schrijven werd overwonnen. Nauwelijks
was je gewend aan je schrijfmachine met
de grote toetsen met een metalen randje,
waar je met krachtje vingers bijna blauw
op sloeg, of hier kwam de elektrische
schrijfmachine. Die ging als vanzelf en
verschilde in gebruik niet veel van de
gewone schrijfmachine.
Een hele tijd was het rustig en toen
kwam... de computer. Ook daar werkte ik
mee tot ik ophield met werken. Nu zit ik
thuis, zonder lei, zonder pen en inkt,
maar wèl met een computer. Eerst was
het een computer belazer, eigenlijk een
gewone schrijfmachine maar een beetje
knapper, precies goed voor mij. Tot op
een kwade dag mijn betere helft vond dat
ik op 'de Mac' moest werken; de
Macintosh, een Apple computer.
Mensen, wat een ellende. Deze Mac doet
alles met kleine figuurtjes. Ja, net de
hiëroglyfen waarvan we dachten dat we
verlost waren. Niks ervan, kleine handjes
schieten hier- en daarheen op de beeld
buis, een gezichtje op diezelfde beeld
buis lacht naar me, wat betekent dat ik
nu beginnen kan, kleine mapjes openen
en sluiten zich. Je hebt een 'muis', daar
klik je op, er verschijnt dan een pijltje
waarmee je van A naar Z laveert, het pijl
tje verandert in een wereldbolletje en er
gebeuren de wonderlijkste dingen. Als je
dan klaar bent heb je een document, of
een tekening, of een plattegrond, of wat
maar ook. Geschiedschrijvers schrijven
er geschiedenis op, net als die grotbewo
ner, en die Egyptenaar, en al die anderen
toen. Dit hele relaas is ook zo geschre
ven en als ik straks klaar ben met al deze
nonsens dan wordt het afgedrukt, zo
maar, knopje drukken en alles wordt
gedaan. Weetje, ik begin te geloven dat
ik die kabouters waar ik altijd naar zocht,
gevonden heb. Ze wonen in mijn compu
ter, zonder flauwekul.
Juul Lentze Q
8